Normandië 2016

Normandië is een typische streek die misschien niet zoveel tekst en uitleg behoeft, omdat iedereen er wel wat van af weet of er zelf is geweest. Terecht, want het is een prachtige provincie.
Het is het land van calvados, cider en Camembert. Calvados en cider spreken voor zich, maar wist je ook dat Camembert de naam is van het dorpje, waar de wereldberoemde kaas vandaan komt?
De oppervlakte van Normandië is ongeveer gelijk aan ¾ Nederland. Dus onderschat niet hoe groot de provincie is. De afstand van Utrecht tot centraal Normandië is circa 645 km en dus ook weer niet zo heel dichtbij.
Normandië heeft vooral een landelijk karakter zonder al te veel grote steden en industriële gebieden. Als toerist ben je ver van de verstedelijking vandaan. Heerlijk, precies wat we op een vakantie verlangen. Een lange kustlijn, natuurparken, authentieke stadjes en landingsstranden zijn de hoogtepunten van Normandië. Voor elk wat wils. Normandië is zich daar terdege van bewust en stimuleert het landelijke karakter van haar provincie met ruimte voor toerisme.
Veel steden en dorpjes in Normandië mogen zich “village fleurie” noemen. Dorpjes wedijveren onderling om het mooiste dorpje te zijn dat aangekleed is met bloemen. Vooral in het voorjaar en zomer is het vaak een en al pracht en praal in de dorpjes die helemaal aangekleed zijn met kleurrijke bloembakken.
Normandië heeft prachtige krijtkusten. Vooral het stuk tussen Berck en Le Havre is wonderschoon. Het toppunt is het plaatsje Étretat. Ver voordat je bij het plaatje komt aanrijden word je geïnformeerd over weilanden waar je gratis kunt parkeren. Eenmaal in Étretat is parkeren onmogelijk en puilt het stadje uit van toerisme.
Het irritante van Frankrijk is dat winkels en musea in het algemeen sluiten tussen 12.00 en 14.00 uur en dat restaurants tussen 14.00 en 16.00 uur gesloten zijn. Houd er rekening mee, want je staat makkelijk voor gesloten deur. Rare Fransen!
Fransen worden vaak afgeschilderd als chauvinistisch, arrogant en onbeschoft, maar zijn de Fransen nou echt zo vreselijk? Of is het gewoon een waanbeeld dat tussen onze oren zit net zoals dat Belgen dom zijn en Amerikanen oppervlakkig zijn? Persoonlijk denk ik dat het allemaal wel mee valt, maar eigenlijk moet iedereen dat maar voor zichzelf vinden.

Lonlay l’Abbaye

Via Airbnb hebben we een huis gehuurd in het piepkleine dorpje Lonlay l’Abbaye dat in het Parc Naturel Regional de Normandie-Maine ligt. We hebben bewust deze locatie gekozen, omdat het centraal ligt tussen veel bezienswaardigheden. Maar anderzijds ligt het ver van de bekende toeristische stadjes zoals Trouville, Honfleur en de landingsstranden, zeg maar de gebieden waar iedereen naar toe gaat. Dat wilden wij dus niet. We wilden zo minmogelijk drukte.
Het huis in Lonlay l’Abbaye ligt aan het einde van een doodlopend boerenweggetje ver van de bewoonde wereld. Na een drukke periode van hard werken zijn we toe aan veel rust. Dat hopen we hier te vinden. Lekker tijd voor jezelf en voor elkaar. Als we bij het huis rondkijken zien we alleen groene natuur. In de verte horen we koeien, paarden, schapen, ganzen en andere vogels, verder niets. Het huis heeft alles wat we maar wensen, we komen niets te kort.
De eigenaren van het huis, die ook onze buren zijn, blijken een gepensioneerd Engels stel te zijn die een tweede huis in Normandië hebben. We worden hartelijk ontvangen door Lynne en Keith. Op de eerste avond verzorgen ze voor ons een heerlijk diner dat we samen nuttigen op het terras onder het genot van een aperitief en wijn. Ondanks het vreemden voor ons zijn komen we heel de avond geen praat te kort. Na het eten volgt nog een lekker kaasje en een whisky. We voelen ons koning te rijk. We hebben het weer fantastisch getroffen.
De komende twee weken brengen we de tijd door met lezen, schrijven en natuurlijk trekken we er ook op uit om de omgeving te zien. Ik heb diverse bezienswaardigheden verzameld waar we naar toe willen.

Argentan

Op de heenreis hebben we een korte stop in Argentan, omdat er een paar mooie kerken staan. Dit stadje heeft erg geleden onder de bombardementen in augustus 1944. Zo goed als alles van het erfgoed werd verwoest. Alleen de kerk van Saint-Germain en die van Saint-Martin bleven min of meer
gespaard. Beide kerken werden in de laat-gotische stijl opgetrokken tussen de 15e en 17e eeuw.
Jammer dat het kasteel uit de 14de eeuw niet toegankelijk is. Het gerechtshof is er nu gehuisvest.

bagnoles-de-lorne-02-1024x661

Bagnoles-de-l’Orne

Het stadje Bagnoles-de-l’Orne wordt in diverse (Nederlandse) reisgidsen beschreven vanwege zijn thermen en meer niet. Naar mijn mening wordt Bagnoles-de-l’Orne echter sterk ondergewaardeerd, want het heeft echt veel meer te beiden. De ligging in de vallei aan het La Vée meer is schitterend. Aan de vele hotels, restaurants en (souvenirs)winkels is te zien dat het toch aardig toeristisch is. Het stadje straalt gezelligheid uit en is rijk voorzien van bloemen (ville fleurie). Aan de huizen is de welvaart duidelijk af te lezen. Vanwege de thermen ontwikkelde Bagnoles-de-l’Orne tot een lux kuuroord. Welgestelde lieten er luxueuze huizen bouwen. De stijl van de architectuur laat zich omschrijven als ‘belle époque’, letterlijk vertaald ‘bloeitijd’.
Bij het toeristenbureau is een wandelroute verkrijgbaar die je langs de bezienswaardigheden leidt van de stad. De lange 5,2 km wandelroute begint bij de oude villawijk met prachtige villa’s in belle époque stijl waarvan de oudste huizen uit de 18e eeuw dateren. Als je hier woont ben je koning te rijk. Diverse huizen en hotels staan echter leeg en geven een ietwat vervallen indruk. Hopelijk worden ze tijdig gerenoveerd voordat ze gesloopt moeten worden.
Aan de rand van de villawijk staat de L’Église du Sacré-Couer kerk uit 1937 in art-Deco stijl. Het is echt een heel mooi kerkje dat zowel van binnen en buiten geheel wit is. Er hangen geen klokken in de toren maar luidsprekers, die echter niet zichtbaar zijn.
Aan Rue du Professeur Louvel staat het oude en nieuwe kuuroord waar menig toerist nog altijd zijn heil zoekt. Aan de rechterhand ligt Roc au Chien, een imposant en steil rotsgebergte. De route voert verder door het mooie dal van de La Vée rivier. Bij het kerkje Église Sainte Madeleine volg je de steile weg naar de top van de berg, waar de klim ruimschoots wordt beloond. Bovenop de berg ligt het Parc Public et Arboretum (bomentuin) met unieke sequoiabomen die in Europa vrij zeldzaam zijn. Op de top staat een kasteel, chateau hotel Deville, dat echter geen echt hotel is maar het stadshuis. Het uitzicht over de stad is magnifiek.
De route eindigt op Avenue Robert waar de Le Jardin Retiré is. Dit is een privétuin, maar het is gewoon tegen betaling van 4 euro pp te bezichtigen. De tuin heeft een prachtige en een enorme variatie aan bloemen, struiken en bomen. De tuin is bijzonder mooi ingericht en aangekleed met kleine kunstvoorwerpen. Als de eigenaresse tijd heeft, krijg je nog een rondleiding ook. Een ware aanrader voor de tuinliefhebber.

Château de Carrouges

Het Carrouges kasteel ligt net buiten de bebouwde kom en als je vanuit het gelijknamige stadje aan komt rijden kijk je over een lange rechte weg zo op het poortgebouw. Het poortgebouw uit de 16e eeuw biedt een statige ingang tot het terrein en is op zich zelf ook al een bijzonder gebouw. Bezichtiging van het kasteel is alleen mogelijk middels een Franstalige gids. Voor de niet Franstalige wordt een syllabus meegegeven in het Engels. We kregen zelfs een Nederlandstalige folder bij binnenkomst. De gids vertelt tijdens de rondgang de details van de stijlkamers, maar dan moet je dus wel Frans verstaan. Het interieur is weliswaar niet origineel, maar het geeft wel een goed beeld hoe het ooit is geweest. De woonvertrekken en de staatsiezalen bevinden zich op de eerste verdieping en de keuken op de begane grond. In het woongedeelte herken je elementen uit de renaissance en neoclassicisme.
Grotendeels werd het kasteel gebouwd in de 16e eeuw, maar in de eeuwen daarna werd er geregeld wat aangebouwd. Het kasteel is 500 jaar in bezit geweest van het voornaam Normandisch geslacht “Le Veneur de Tillières”. Koning Lodewijk XI verbleef nog in het kasteel in 1473. In 1936 kocht de Franse staat het kasteel. Het kasteel oogt aan de buitenzijde misschien wat sober door zijn donker rode stenen, maar imposant is het in ieder geval vanwege zijn omvang. De tuinen en de slotgracht rondom het kasteel zijn gratis te bezichtigen en bijzonder mooi voor een wandeling.

Château de Sassy

We doen een rondje kastelen. Het is zondag waardoor de meeste kastelen echter dicht zijn. We hebben blijkbaar de verkeerde dag gekozen. Dit 18e-eeuws kasteel ligt het dichtst bij het dorpje met de mooie naam Saint-Christophe-le-Jajolet, maar wel ver buiten de bebouwde kom. Het is een groot kasteel opgetrokken uit baksteen en natuursteen. Voor en naast het kasteel staan nog diverse bijgebouwen en een kapelletje. Een van die gebouwtjes is gewoon open. Het staat vol met antiek interieur en opgezette dieren. Al met al is het een groot landgoed dat alleen al vanwege zijn schitterende tuin de moeite waard is om te bezoeken. We kijken er heerlijk rond, ondanks het kasteel zelf dicht is. Er is niemand te bekennen en het voelt alsof we ieder moment betrapt kunnen worden, maar we doen eigenlijk niks verkeerd.

chateau-do-01-kopie

Château d’O

Dit kasteel ligt het dichtst bij het plaatsje Mortée maar wel ver buiten het dorpje. Het is een prachtig kasteel uit de 15e-17e eeuw met een renaissancegevel en spitse torentjes omgeven door een slotgracht. Het hek is dicht als we er langs rijden en we krijgen de indruk dat het helemaal niet toegankelijk is voor publiek. Gelukkig kunnen we nog mooie foto’s nemen door het hekwerk. Het lijkt wel een sprookjesslot compleet met arcaden, erkers, torentjes en een uitgebreid park. De drievleugelige bouw is gegroepeerd om een binnenplaats en aan de zuilen van de zuid-vleugel-galerij pronkt het familiewapen (de hermelijn). Later las ik dat het kasteel dagelijks open is, behalve op dinsdag, maar dat klopte dus niet. Het behoort tot de mooiste kastelen van Normandië.

Château Grand Siècle

Dit kasteel ligt net buiten het dorpje Médavy. Het landgoed is wel in de middag te bezichtigen, maar wel binnen beperkte uren. Het is een groot 18e-eeuws kasteel met een vrij sobere gevel en twee vrijstaande torens uit de 15e eeuw die ooit tot oude vestingmuren behoorden. Tegenover het kasteel staat een meer indrukwekkende villa. Het kasteel is te bezichtigen onder begeleiding van een gids.

Dieppe

Op onze terugreis naar Nederland maken we nog een tussenstop in Dieppe waar we één nacht verblijven. We verblijven in het Casino Hotel aan de boulevard. Op de begane grond en 1e verdieping van het gebouw is het casino gehuisvest. Vanuit de lobby kijken we zo in het casino met de gokautomaten, maar het interesseert ons eigenlijk geen zier. Bij onze kamer op de derde verdieping is het raam beplakt met folie om het lelijke uitzicht over de daken te verbergen. Het zicht is nul-komma-nul! Dat krijg je dus als je voor de goedkoopste kamer gaat. Maar als je een kamer aan de zeezijde hebt, kun je iedere dag de zon in de zee zien zakken. Prachtig.
In Dieppe kan je je uitstekend vermaken vanwege de grote diversiteit aan bezienswaardigheden. De stad ligt pal aan zee aan de monding van de L’Arques rivier tussen de witte krijtrotsen. Alleen een boulevard scheidt de stad van de zee. Het is een stad met veel horeca, een strand, een binnenhaven, een kasteel, een kathedraal, een casino en een winkelcentrum en dat alles op zeer korte afstand van elkaar. Voor het kasteel/museum moet je wel een eindje klimmen, want dat staat bovenop de aan zee gelegen krijtrots. Het strand bestaat uit ontelbare vrij grote kiezelstenen zonder ook maar één korreltje geel zand. Zelfs schelpen zijn er zeldzaam. Zandschepjes en emmertjes kunnen thuisblijven. Das ook sneu als je kleine peuters hebt. Aan de boulevard staan diverse klassieke gebouwen, maar helaas staan er ook nog al wat lelijke moderne gebouwen. Achter de boulevard ligt de binnenstad met de winkels, de mooie grote kathedraal (Eglise Saint Jacques du XIIème et du XIVème Siècle de Dieppe) en de grote binnenhaven met jachten en zeilschepen. Ik zie diverse Nederlandse en Belgische vlaggen op masten van de boten. De bruin getinte gasten op de boten vermaken zich prima. De een wast zijn boot en de ander zit met een leesboek naast een ijskoeler. Life sucks when you are rich!
Dieppe houdt zijn verleden als vissersdorp in ere. ‘s Ochtends kan je zien hoe de vissers hun vangst uitladen op de kade. ’s Middags en ’s avonds krijg je dezelfde vissen en zeevruchten op je bord in de restaurants van de stad. Aan de Quai Henry IV straat is het een aaneenschakeling van restaurants, visrestaurants wel te verstaan. De tientallen restaurants serveren hoofdzakelijk verse vis, krab, kreeft, mosselen en andere schaaldieren. Lust je geen vis, dan ben je hier redelijk verkeerd.

Domfront

Domfront is een middeleeuws dorpje dat nog geen 4000 inwoners telt. Het ligt op een heuvel boven de vallei van de Varenne rivier. Zijn bekendheid dankt het dorpje aan de goed bewaarde middeleeuwse gebouwen met vakwerkgevels. Het is lekker rondkuieren in de eeuwenoude straatjes. Het is allemaal kleinschalig en massatoerisme ontbreekt. Omstreeks 1100 stond op een hoge rots een machtig kasteel. Wat nu nog rest is een indrukwekkende ruïne die je laat wegdromen hoe het kasteel er ooit uit moet hebben uitgezien.
In het oude centrum staat de opvallende kerk Saint-Julien uit 1926, die geheel van beton is gemaakt. In het beton zijn mozaïeken van keien en kleine tegelstukjes aangebracht ter versiering. Het is echt heel apart, nooit eerder zag ik een kerk in een oud stijl van beton.
Een ander bezienswaardig kerkje is de Notre-Dame-sur-l’Eau uit 1840 dat aan de rand van de stad ligt. Dit kerkje uit de 11e eeuw is een mooi voorbeeld van Normandische romaanse kunst. Achter de kerk liggen oude grafstenen. De stenen lijken haast te zweven boven de zwarte aarde waardoor er een griezelige sfeer heerst.
Als we op zondagavond willen gaan uiteten in Domfront, komen we bedrogen uit. Het enige wat we vinden zijn pizzatenten, dichte restaurants en restaurants waar letterlijk niemand zit. We zijn erg verbaasd dat in dit historisch stadje zo weinig sfeer is in de avonduren op zondagavond. Gelukkig is aan de rand van de stad wel een restaurant waar nog wat volk zit.

domfront-11-kopie

Flers

Flers is een eenvoudig arbeidersstadje dat zwaar te lijden heeft gehad tijdens WOII, dat is onder andere af te leiden uit de vele namen die bij het oorlogsmonument staan. Je zult Flers niet tegenkomen in de reisgidsen, maar het heeft desondanks wel een toeristenbureau. De gemeente doet zijn best mee te komen en een graantje mee te pikken van toerisme. Er zijn zelfs hotels in het stadje. De gemeente is momenteel (2016) hard bezig met de renovatie van het centrumplein om het aanzien op te krikken. De grote grijze kerk met zijn twee stompe torens oogt misschien wat somber, maar imposant is het zeker. Het meest bijzondere aan Flers zijn de twee kastelen. Aan Rue de Collège bevindt zich Chateau Duhazé. In het mooie gebouw zat vroeger de muziekschool, maar nu staat het leeg en heerst er een spookachtige sfeer. Jammer, want het is bijzonder fraai gebouw met mooie details in een klein parkje, dat nu staat te verpauperen. Het andere kasteel is bij het stadspark waar een lokaal museum is ondergebracht.

Landingsstranden

Zoals in de intro gezegd hebben we de landingsstranden niet opgenomen in onze vakantie. Wie echter langer in Normandië verblijft, ontdekt dat er niet alleen bij de stranden zwaar gevochten is. In veel plaatsjes in het binnenland van Normandië zie je oorlogsmonumenten en soms zelfs achtergelaten gevechtstanks uit WOII. Bij de monumenten wordt vaak een vechtende soldaat uitgebeeld met daarbij een plaquette met de namen van de gevallen soldaten.

Mont-Saint-Michel

We hebben lang uitgekeken naar het bezoek aan Mont-Saint-Michel. Het stadje staat bovenaan de lijst van meest bijzondere bezienswaardigheden in Frankrijk. Het ligt precies op de grens van Bretagne in de diepe inham van de kustlijn. In de reisbrochures zie je de mooiste foto’s van het eiland. Mont-Saint-Michel is extreem pittoresk, romantisch, uniek en idyllisch. Het is haast een wonder, zo mooi. Het staat niet voor niets in de Unesco werelderfgoedlijst. De verwachtingen zijn hoog, maar de weg er naar toe is desondanks vrij rustig. Net voor Mont-Saint-Michel zijn op het vasteland grote parkeerterreinen aangelegd. De vaste parkeerkosten zijn 11,70 euro per dagdeel. Vanuit het bezoekerscentrum kun je of met de gratis pendelbus naar Mon-Saint-Michel of je gaat te voet of je neemt een huifkar. De pendelbussen zijn speciale voertuigen, die aan voor- én achterzijde een stuur hebben en dus twee kanten kunnen oprijden. Nooit eerder gezien. Een enkele voettocht duurt drie kwartier. Je hebt dan een prachtig uitzicht over de kust en het stadje terwijl het steeds dichterbij komt. Een huifkar met paarden is natuurlijk heel romantisch, maar uiteraard is dit niet gratis.
Mont-Saint-Michel is afhankelijk van het getijde of een schiereiland of een eiland. Bij laag water is het eiland middels grote zandplaten verbonden met het vasteland. De zandvlakte lijkt een beetje op onze waddenkust. In totaal trekt de zee zich ongeveer 10 kilometer terug, het verschil tussen eb en vloed. Bij springtij (1 tot 2 dagen na volle maan en na nieuwe maan, afhankelijk van de ligging) is het verschil tussen eb en vloed zelfs 30 kilometer met een hoogteverschil van zelfs 15 meter. Bij normaal opkomende vloed doet de zee er ongeveer 4,5 uur over om de afstand van 10 kilometer te overbruggen, waarbij het water nauwelijks tot aan de noordkant reikt. Maar bij springtij komt het water tot aan de rotsen rondom de heuvel. Alle idyllische foto’s van het eiland zijn dus genomen bij springtij. Het grootste springtij vindt steeds plaats wanneer de dag en de nacht ongeveer even lang zijn (21 maart en 23 september).
Bij hoog water staat Mont-Saint-Michel geheel in het water en is de brug de enige verbinding met het vasteland. De mysterieuze heuvel met een Middeleeuwse abdij op de top was vroeger alleen bereikbaar bij laag water en vormde dus de ideale plaats om teruggetrokken te leven in kloosterverband.
Ik ben verrast door de enorme hoogte van het kleine eilandje. Helemaal op de top staat de abdij. Het hoogste punt is wel 152 meter hoog. De lager gelegen huisjes staat trapsgewijs en schots en scheef tegen de helling. Via een brug van 760 meter kom je de het stadje binnen (Porte de l’avancée). Je voettocht door het stadje begint. Aan de linkerzijde zie je het bureau voor toerisme en een populair restaurant: La Mère Poulard. Dan volgt een tweede poort en een derde, Porte du Roi. De verdieping boven de poort is nu het gemeentehuis. De enige straat op het eiland heet de “Grand rue”. Nou ja groot? Het smalle straatje is volgestouwd met souvenirwinkels, restaurants, een hotel, een postkantoor en kleine huisjes uit de 15e en 16e eeuw. Het hele stadje bestaat eigenlijk uit smalle steegjes, gangetjes, trapjes en promenades. Vanuit de promenades heb je prachtige panorama’s over de wijde omgeving. Wat je niet leest in de reisbrochures, zijn de massa’s mensendrommen die zich door de steegjes wurmen. Binnenin het stadje is het lang niet zo romantisch en gezellig als de brochures doen geloven. Foto’s nemen lijkt haast onmogelijk door de menigte en de engte van de stegen. Na de lunch, waar je uiteraard de hoofdprijs betaalt, sjokken we maar achter de meute aan. In een optocht gaan we steeds hoger en hoger tot we bij de “Salles des Gardes” komen. Zelfs op deze doordeweekse en lichtbewolkte dag staat er een lange rij voor de trap. We haken af en besluiten niet naar de abdij te gaan. Misschien een gemiste kans, maar de drukte is even te veel. Elk jaar wordt het eiland bezocht door bijna 3 miljoen toeristen en dat zijn gemiddeld meer dan 8000 mensen per dag. in de “Aumônerie” een grote zaal uit de beginjaren van de 13e eeuw, waar eens de pelgrims werden opgevangen, kun je entreekaartjes kopen voor de abdij. De gidsen in de abdij (vrij bezoek kan niet) brengen je eerst naar de bovenste verdieping en werken zo verdieping na verdieping af. Na de rondleiding kan je nog een bezoek brengen aan de abdijtuinen, van waaruit je prachtig zicht hebt over de zee. De Benedictijnse Abdij is ergens tussen de 11e en 16e eeuw gebouwd. Boven op de abdij staat een beeld van aartsengel Michaël.
De legende gaat dat Mont-Saint-Michel vroeger geen heuvel in de zee was. Voor het jaar 709 was dit gewoon een heuvel te midden bossen. In de maand maart van dat jaar kwam er grote vloedgolf die tot 30 km landinwaarts alles vernietigde. Alleen de heuvel van Mont-Saint-Michel is blijven staan.
Mont-Saint-Michel kan met zijn overgeprijsde eetzaken en winkels als een heuse ‘toeristenval’ beschouwd worden. De mooie mysterieuze foto’s van het eiland komen in de verste verte niet overeen met de realiteit binnen in de vesting. Het is romantiek versus toerisme. Desondanks zijn de uitzichten vanuit de promenades magnifiek. Er zijn en er lopen is een happening die uniek is in de wereld. Alleen daarom al is een bezoek meer dan waard. Ga en wil ik nog een keer terug? Maauwh, ik denk er nog over na, maar verwacht het niet.

mont-saint-michel-02-1024x678

Parc Naturel Regional de Normandie-Maine

Parc Naturel Regional de Normandie-Maine is – zoals het woord al zegt – een natuurpark dat grenst aan Bretagne. Het landschap varieert van bossen en golvende heuvels tot moerassen en weiden. Er zijn heel wat wandelroutes in het park, maar om die te vinden moet je wel eerst wat wandelgidsen raadplegen. De routes kunnen lang en zwaar zijn vanwege de variabele ondergrond en steile hellingen. In Frankrijk is een netwerk van wandelpaden aangelegd dat men de GR-paden of Grande Randonnée-paden noemt. Deze paden doorkruisen heel Frankrijk en kan je volgen door een wandelgids te raadplegen.
Architecturaal kom je in het Parc Naturel Regional de Normandie-Maine zeker aan je trekken. In het park en haar steden zijn onder andere een tiental kastelen, een abdij, kerken en een kathedraal (Sées) te bewonderen. De bezienswaardigheden zijn er dus dik gezaaid.
Normandië heeft het doel de ambachtelijke activiteiten uit de regio, de landbouw en bosbouw te beschermen en verder tot ontwikkeling te brengen. Het moet puur blijven zoals het vroeger was.
Het park straalt een en al rust uit, waardoor het voor kinderen misschien wat saai is. Rijdend over de binnenwegen is het echter een waar genot vanwege de rust, de natuur, de hellingen en de bochten.

Rouen

Op onze heenreis naar Normandië maken we een tussenstop in Rouen waar we één nacht verblijven. Rouen is een zeer bezienswaardige stad, waar veel over te vertellen valt. Het verslag van Rouen lees je hier.

Saint-Céneri-le-Gérei

Dit plaatsje met de moeilijke naam was voor ons de grote verrassing in Normandië. Het kleine dorpje behoort tot de meest pittoreske dorpjes van Frankrijk. Een pleintje, een kerk, kapelletje, brug en een stuk of wat huizen aan de oever van een rivierlus van de Sarthe, meer heeft het dorpje eigenlijk niet te bieden. En toch, de natuur en de mens hebben er in de loop der tijden een mooi plaatje van gemaakt, Hier kun je foto’s maken die op ansichtkaarten lijken. Parkeren is in het dorp haast niet mogelijk, maar gelukkig is er een groot parkeerterrein aan de rand van het dorp. Uiteraard doe je daarna alles te voet. Op het pleintje zijn onevenredig veel restaurantjes die allemaal smachten naar toeristen, maar als wij er zijn, zijn de meeste terrasjes leeg. Op de drukste dagen lopen er zeker méér toeristen rond dan inwoners, want die zijn maar circa 150. De oudste sporen die in de geschiedenis zijn gevonden gaan terug naar de 7e eeuw. Toen kwam de heilige Saint Céneri zich vestigen op deze plek. Fascinerend is het gotische kerkje Saint-Céneri-le-Gérei met de houten tongewelven. Hier zouden enkele wonderen hebben plaatsgevonden. Het koor is voorzien van fresco’s uit de 14e eeuw. Naast de kerk ligt een kerkhof met imposante graven uit begin 20e eeuw met nostalgische smeedijzeren kruizen. Achter de kerk heb je een fantastisch panorama over de Sarthe rivier met de stokoude brug. Amber 200 meter verder staat het Gotische kappelletje Le Petit Saint-Céneri verloren in een weiland aan de rand van het dorp. Het zou zomaar een decor kunnen zijn van een middeleeuwse speelfilm. De binnenzijde van de kapel is ingericht met moderne kunst dat te koop is. Het dorpje is rijk versierd met bloemen waardoor er een idyllische sfeer heerst. Veel kunstschilders zijn er geweest om de schoonheid op het doek te schilderen. Je zou hier zomaar een huisje willen kopen. Een deel van het huis inrichten als B&B. Oh, wat zouden we ons hier gelukkig voelen en leven als God in Frankrijk. We mijmeren nog een beetje verder…

saint-ceneri-le-gerei-01-1024x678

Sées

Het bisdom van Sées is een van de oudste in Normandië en bestond al in de 4e eeuw. Wellicht is dat de reden waarom in het centrum van het slechts 5000 inwoners tellende dorpje een imposante gotische kathedraal staat. De cathédrale Notre-Dame is een waar kunstwerk. Het heeft twee symmetrische spitse torens van 70 meter. De kerk is in gotische stijl à la Normandië (bouwperiode 13e en 14e eeuw) en het behoort tot één der mooiste kerken in Normandië.
Als we aankomen rijden is de mis net afgelopen. De pastoor geeft buiten op het plein persoonlijk iedereen een hand. De kerk is bijna leeg en we duiken snel naar binnen. De kerk is geheel opgetrokken uit gelige mergelblokken, dat je overigens vaak ziet bij kerken in Normandië. Het schip is hoog net als de galerijen er naast. Prachtig.

Vire

Begin 12e eeuw bouwde Hendrik I Koning van Engeland en hertog van Normandië (1100-1135) een indrukwekkend en ommuurd plein. Binnen deze muren ontwikkelde zich de stad Vire. De ommuring werd in 1630 ontmanteld, maar enkele delen van de muur zijn behouden gebleven zoals de hoofdpoort “Porte Horloge”. Deze indrukwekkende poort is nu het symbool van de stad. Op de twee ronde poorten is eind 15e eeuw een vierkante toren gebouwd waaraan klokken zijn bevestigd. Diverse andere historische gebouwen zoals de Notre Dame kerk, poortgebouwen en de oude gevangenispoort zijn de andere blikvangers van de stad. Je zult Vire niet tegenkomen in de reisgidsen, maar het heeft desondanks wel een toeristenbureau. Samen met gezellige winkelstraatjes en terrasjes is het toch een leuk stadje, ook al is het centrum klein.

Slot

Het was lang gelegen dat we weer in Frankrijk op vakantie waren. We gaan er met zijn allen te snel aan voorbij om zoveel mogelijk en zover mogelijk de wereld te zien, terwijl Frankrijk zoveel moois te bieden heeft.
We hebben vooral genoten van de luxe van het huisje en de gastvrijheid van Lynne en Keith. Lynne bracht regelmatig lekkere dingen die ze zelf maakte zoals jam, koekjes en worteltaart. Ze was een schatje en voelde als een moeder voor me. Na twee weken was de accu weer helemaal opgeladen en kijken we terug op een fijne vakantie.

normandie-08-kopie

Advertentie