Rondreis door Groot Brittannië
Nou, daar ga ik dan. Na een jaar van voorbereiding gaat de reis eindelijk beginnen. Uren heb ik besteed aan het uitstippelen van de route. Ik wilde het mooiste van het mooiste. Alle bezienswaardigheden, die maar enigszins op de route liggen, zijn in de route opgenomen. Uren heb ik zitten zoeken in boeken, reisgidsen en internet. De route barst van de kastelen, distillery’s, kathedralen, tuinen, parken, bergpassen, meren en andere mooie dingen. Hopelijk laat de GPS mij niet in de steek, anders heb ik een probleem.
Het eerste deel van de reis gaat door Schotland en het tweede deel door Engeland. Wie aan Schotland denkt, denkt aan Highlands, whisky, kilts, meren – hier loch genoemd – en rood harige mensen. Maar voor de Schotten zelf komt daar nog een rij typische Schotse elementen bij die bij ons wat minder bekend zijn. Het land kent veel schrijvers, dichters, volkshelden en vrijheidsstrijders. Op je reis door Schotland krijg je ongetwijfeld te maken met Rob Toy (Robert Roy MacGregor), Walter Scott, William Wallice, Robert Burns en andere bekendheden die door de Schotten gekoesterd worden.
De reis begint alleen iets anders dan geplant. De relatie is stuk en ik heb besloten gewoon alleen te gaan. Ik vermaak me wel. Tegelijkertijd besef ik mij, dat het een gevecht tegen de relatiebreuk zal worden. I will survive.
Het dakje van de cabrio gaat open. Het is 29 graden en de zon brandt op mijn kop. Vanwege de lengte van de reis en de te verwachten regenbuien heb ik toch maar besloten om met de auto te gaan in plaats van de motor. Als voorwaarde stel ik, dat het dak zoveel mogelijk open moet.
De boottocht van IJmuiden naar Newcastle verloopt rustig en vertrouwd. Het is mijn tweede reis naar Schotland.
Het buffetdiner op de ferry is echt superieur. De variatie in de gerechten is ongekend hoog. Daar kan menig restaurant jaloers op zijn.
Tegen de tijd dat de zon onder gaat staan er veel mensen op het dek. Iedereen hoopt op een mooie rode hemel, maar die komt er niet. Verliefden houden elkaar liefdevol vast.
De nacht is bijzonder rustig belopen. Lekker geslapen én misschien was ik wel de enige aan board die een ontbijtje op bed kreeg! Wel van mijn zelf, maar dat maakt niet uit.
Op de eerste dag in Groot Brittannië heb ik meteen een heel druk programma. De meeste reizigers gaan vanaf Newcastle zo snel mogelijk naar de Scottish Borders, maar ze beseffen niet dat ze heel wat moois onderweg missen.
Na Newcastle beland ik al vrij snel op de binnendoor wegen. De wegen slingeren heerlijk door het landschap. Er zitten zelfs hellingen in van 20 procent. Een paar keer moet ik door een rivier rijden. Het is geweldig moor weer. Het dakje gaat weer open zoals beloofd. Het is vakantie. Heerlijk.
Ik heb vandaag extreem veel dingen op het programma staan en kom er al snel achter, dat je voor deze bezienswaardigheden eigenlijk een week moet uitrekken. De eerste stop is bij de Cragside Hall and Gardens. Helaas heb ik te weinig tijd en ik rij door.
De volgende stop is in Alnwick bij het kasteel. Helaas is door de ommuring weinig van het kasteel te zien en de 14,5 pond entreegeld zie ik niet zitten. Het kasteel is de residentie van de 12e hertog van Northumberland, Ralph Percy. Het kasteel werd gebouwd rond 1100, niet lang na de Normandische verovering van Engeland. Sindsdien is het kasteel vele malen verbouwd en gerestaureerd. Alnwick Castle is na Windsor Castle het grootste nog bewoonde kasteel van Engeland. Het kasteel is reeds in veel films als decor gebruikt. Het bekendst zijn de Harry Potter-films die in en rondom het kasteel zijn opgenomen. Het kasteel figureerde als Zweinstein.
Het Dunstanburgh Castle ligt echt super idyllisch aan de kust. Je moet er echter wel ca. 2 kilometer voor lopen om er te komen, maar de omgeving is schitterend en het lopen waard. Je loopt door/langs een golfterrein terwijl de vergezichten over de kust zorgen voor schilderachtige taferelen. Het kasteel uit de 14e eeuw is niet meer dan een ruïne.
Dat kun je niet zeggen van het Bamburgh Castle. Het is een twaalfde-eeuws kasteel en werd in de achttiende en negentiende eeuw uitgebreid en hersteld. Dit kasteel is een enorm groot. Het kost uren om het te bezichtigen en die heb ik niet.
Onderweg stop ik langs de kant van de weg voor een Hollands broodje met kaas. De oude kaas is vanwege de hitte ondertussen weer jonge kaas geworden. Het is heel de dag 20 tot 28 graden met stralende zon. Nog even en het is smeerkaas.
Op de parkeerplaats langs de weg staan een bord met de tekst: “No fly tripping. Violators will be prosecuted”. Ik moest eerst keer lezen om te begrijpen wat er stond, maar toen viel het muntje. Word ik dan terplekke doodgeschoten?
Het Chillingham Castle ligt behoorlijk afgelegen, maar het heeft een romantische uitstraling. Het ligt in een parkachtige omgeving en het heeft een eigen tuin die helaas niet te zien is vanwege de ommuring. Dit kasteel is aanzienlijk minder toeristisch dan het Bamburgh kasteel, maar komt wel veel lieflijker over. Naast het kasteel ligt een klein kerkje met oude grafzerken. Ik dwaal alleen over het kerkhofje. De eeuwen oude stenen staan schots en scheef in het mooi onderhouden grasveld. Prachtig, stilte, rust, historie, verhalen, dood, ziektes en ellende, het gaat allemaal door je hoofd.
Het is al laat in de middag en eindelijk rijd ik de Schotse grens over. In Jedburgh bezoek ik de ruïne van de Abbey uit de 12e eeuw. Vanaf 1296 vonden er, door de slechte Engelse-Schotse betrekkingen, geregeld overvallen plaats op de abdij. In de periode 1540-1550 is de ondergang van de abdij begonnen, geholpen door de reformatie in 1560. Enkel het (nu dakloze) kerkgebouw is overeind gebleven, doordat het tot 1875 als parochiekerk werd gebruikt. Gelukkig is de ruïne van buiten het hek goed te bewonderen. Graven die schots en scheef staan geven het kerkhof een mysterieuze uitstraling. Het is een van de vier abdijruïnes hier in de omgeving die helemaal vervallen zijn. In Schotland hebben nogal wat kerken in het verleden geleden onder plunderingen en oorlogen. Schotland heeft eeuwen lang gevochten tegen de Engelsen, Denen en de Vikingen. Daarnaast waren er gevechten tussen de katholieken en de protestanten. Het heeft zijn tol geëist voor deze mooie bouwwerken. We mogen van geluk spreken dat de Schotten nooit de ruïnes opgeruimd hebben. Dat wil zeggen, alle vaste delen zijn behouden en maar alles wat ingestort is, is opgeruimd. Ondertussen worden veel van deze bouwwerken beheerd door “Historic Scotland” en worden ze gelukkig gekoesterd.
Schotland heeft ongekend veel kastelen. Alles bij elkaar loopt dat in de honderden. Veel kastelen zijn vervallen en door de jaren heen ruïnes geworden. Kastelen in Schotland hebben vaak een rol gespeeld bij de oorlogen die zijn gestreden. Het is dan ook niet verwonderlijk dat er zoveel kasteelruïnes zijn. Net als de kerken geldt dat ook de kastelen op The National Trust for Schotland staan en nu met zorg behouden worden. Naast de kasteelruïnes zijn er ook nog veel kastelen die helemaal in takt zijn. Dit kunnen openbaar maar ook privé kastelen zijn. Haast alle kastelen en kasteelruïnes zijn tegen betaling te bezichtigen. De entreekosten variëren afhankelijk van de bezienswaardigheid tussen de 3 en 20 pond.
Ik maak mijn dagprogramma niet af vanwege de vele bezienswaardigheden en stop in het stadje Kelso. Al vrij snel vind ik een B&B. De kamer is geweldig. Oer Engels en romantisch, maar ja helaas ben ik nu alleen. Ik vertrek daarna meteen te voet om het Floors Castle te bezichtigen. De eerste hertog van Roxburghe liet in 1721 het Floors Castle bouwen. Het wordt nu bewoond door de 10de hertog van Roxburghe. Het is het grootste Schotse kasteel dat nog particulier bewoond wordt. Ik moet er echter kilometers voor lopen. Het kasteel ligt een soort park. Als ik er eindelijk aankomt maak ik wat foto’s en loop dat hele terig end weer terug. Soms lijk ik wel een Japanner; even snel een foto maken en meteen weer door. Ondertussen is het hek van het park gesloten en zie ik mijzelf in gedachten al over de meters hoge poort klimmen. Gelukkig is er naast de poort een soort van poortwachterswoning, De man maakt vriendelijk voor mij de poort open. Phioe.
Langs de rivier loop ik terug naar Kelso. Ondanks de lange wandeling en het drukke programma van vandaag heb ik nog steeds tijd zat.
Ik loop door en zie de ruïnes van de Keslo Abdij uit 1128. Deze abdij is beduidend kleiner en minder spectaculair dan de abdij van Jedburgh. Het kerkhof bevindt zich op een plantsoen zonder omheining. Zo heb ik het nog nooit eerder gezien. Je kunt hier dag en nacht wandelen.
Kelso leed onder de vele schermutselingen en oorlogen die plaatsvonden tussen de Schotten en de Engelsen. In 1460 vernietigden de Schotten het kasteel dat zich tussen de rivieren Tweed en Tediot bevond, het gebied waar Kelso ontstaan is. In de periode rond 1545 werd de abdij geruïneerd en ten gevolge van de reformatie in 1560 niet meer hersteld.
Het vroege Kelso was al een handelscentrum getuige de grote marktplaats, één van de grootste in Schotland.
Ik volg het advies op van de B&B eigenaar en ga eten bij het café dat luistert naar de naam de “Gobble”. Vanwege een feestavond is het er druk. Ik wordt vriendelijk geholpen en vermaakt me prima, ondanks dat ik maar alleen ben. Ik vermaak me wel met “mensen kijken”. Het biertje smaakt uitstekend en het eten is prima. Alweer ervaar ik de gezelligheid van een Engelse pub, ja zelfs alleen.
Ik loop terug naar mijn B&B en zie tegenover de straat hoe volwassenen een soort van reuzen jeux de boules spelen. Dit heb ik noot eerder gezien. De ballen zijn wel 12 cm in doorsnee en ze gooien wel 20/30 meter met de ballen. Het spel schijnt “bowlen” te heten. Dit zijn pas echte ballen. De Fransen zijn er mietjes bij.
De fles whisky Singleton Sunray wordt ondertussen geopend. Ik zit niet voor niks in Schotland.
In de ochtend schuif ik mijn eerste English Breakfast naar binnen. Heerlijk. De praatgrage gastheer is bijzonder vriendelijk en noemt me telkens bij de voornaam.
Het is nog maar een klein stukje rijden naar de ruïne van Dryburgh Abbey. De Abbey ligt zeer verlaten te midden van een prachtig stuk natuur. Het park is bijzonder mooi. Er staan zelfs sequoia bomen. De ruïne van de Abbey is zeer groot. De meeste delen van de kerk en het klooster zijn verdwenen, maar dat maakt het juist zo mysterieus.
Ik rijd door naar Melrose waar alweer een ruïne van een abdij te bewonderen is. Achter het hek zijn makkelijk foto’s te maken.
Daarna rijd ik via de A7 naar Edinburgh. Deze historische weg slingert door de Scottish Borders. Het uitzicht is mooi en de weg rijdt fantastisch.
Net voor Edinburgh valt de kaart van de Garmin weg. Ik rijd in niemandsland. Het autootje op de Garmin maakt pirouetjes. Ik vermoed dat ik de kaart van Edinburgh niet in de Garmin geladen heb. Ik hoop dat het na Edinburgh allemaal weer goed komt. Via de borden rijd ik naar het centrum. Als ik het zat ben zet ik de auto langs de kant en vraag midden in het centrum van Edinburgh de weg aan de voetganger. Het blijkt dat ik op 500 meter van het hotel vandaan zit. Dat is dan weer een meevaller. Ik overweeg nog midden in de drukke straat mijn auto te keren, maar besluit wijselijk een blokje om te rijden. Het links rijden gaat me wel bijzonder goed af. Het lijkt wel mijn tweede natuur. Het is helemaal geen probleem om met een links stuur links te rijden. Het links rijden bevalt zo goed dat ik zelfs overweeg om dat in Nederland ook te gaat doen! Ik rijd hier door het drukste stukje van de stad alsof ik het dagelijks doe. Met drie kwartier vertraging vind ik het hotel. Phioe, dat viel nog mee. Het in Victoriaanse stijl hotel is bijzonder lux. Ik kan in de badkamer dansen, als ik dat zou kunnen natuurlijk! Het tweepersoons bad staat in de erker van de badkamer. Misschien heb ik wel de mooiste kamer van het hotel. Het enige nadeel is dat het een half uur wandelen is naar het centrum, maar dat geeft niks, ik heb tijd zat.
Na het inchecken wandel ik meteen naar het centrum. Wat me opvalt, is dat er veel drukke straten zijn met veel grote imposante gebouwen. De meeste gebouwen zijn gebouwd met gele mergelblokken of met natuursteenblokken. Door de jaren heen zijn de stenen grijs geworden, waardoor de stad wat grauw overkomt. Datzelfde geldt voor de kerken. Mede door de eenvoud van de bouwstijl van de kerken zijn de kerken niet bepaald de mooiste. Op de drukke straten wemelt het van het verkeer. In Edinburgh rijden erg veel lijnbussen en tourbussen. Ik mis eigenlijk de kleine steegjes waar het vaak veel gezelliger is. Aan de architectuur is goed te zien dat de stad altijd een mondaine status heeft gehad. Heel het centrum behoort tot de Unesco Werelderfgoed. Het wemelt hier van de mensen. Het is 25 graden en de stad is afgelaten vol met toeristen. Ik loop langs het imposante Scott Monument. Wat een rare bouwstijl heeft dit gebouw. Nooit eerder zoiets gezien. De toren uit 1844 is 61 meter hoog. Het monument is opgericht ter eren van schrijver Walter Scott.
In Edinburgh zijn diverse straten die eindigen op “bridge”. Het lijkt wat vreemd, want het lijken gewoon normale straten. Door de grote hoogteverschillen in de stad vormen de straten een brug met de haakse straten die wel 20 meter lager liggen.
Ik wandel door naar het Edinburgh Castle. Het entreegeld bedraagt 16 pond, maar ik verwacht er dan ook wat van. Het kasteel lijkt wel een dorp, zo groot is het. Er lopen wel duizenden mensen rond. Het complex bevat verschillende musea, tentoonstellingen, een gevangenis, winkels, kelders en gangen. Het kasteel staat op een berg waardoor er nogal wat hoogteverschillen zijn.
De meeste gebouwen van het huidige kasteel zijn 17e-eeuws. De Schotse kroonjuwelen en de Stone of Scone (of Stone of Destiny), waarop de koningen van Schotland werden gekroond, zijn hier te bezichtigen. De kroonjuwelen bestaan uit een kroon, scepter en zwaard van staat.
Ik zie een bruidspaar dat bezig is met een fotoreportage. Als fotograaf sta ik natuurlijk ook vooraan. De hele familie is chique gekleed, waarbij de mannen in Schotse klederdracht lopen, in kilt dus en de vrouwen met hoedjes. En de bruid? Nou dat varkentje kan me weinig bekoren…
Via Highstreet slenter ik helemaal door naar de andere kant dan de stad. Deze route wordt de Royal Mile genoemd vanwege de afstand tussen het kasteel en het paleis. Bij de St. Giles Cathedral is alweer een bruidspaar bezig met een fotoreportage. En alweer kan me de bruid gestolen worden! Uiteindelijk stapt de hele familie in een limo en rijdt weg. Ik bekijk de kerk van binnen. De kerk uit de 14e eeuw is niet echt heel mooi en sta zo weer buiten. De toren is wel heel bijzonder, die lijkt nog het meest op een kroon.
Aan het einde van Highstreet staat het paleis van Edinburgh. Ik zie niet zo snel de ingang maar vind wel de uitgang. Via de uitgang loop ik tegen de draad in door de prachtige tuinen en het paleis. Ja, zo kan het natuurlijk ook. Scheelt wel in de entreekosten. Het paleis heeft een kerkruïne. Dit is de vijfde kerkruïne die ik in deze streek zie.
Op de terugweg neem ik in een echte Schotse pub een lekkere pint. Vreemd genoeg is het hier goedkoper dan in voorgaande locaties. Nog even een heerlijk broodje bij de Subway en de dag zit er weer op.
Als eerste maak ik een bustoer door de stad. De cabriobus rijdt binnen een uur rond en door het centrum. Er zijn 12 stopplaatsen waar je kunt uitstappen en later weer kunt instappen, maar ik zit de hele rit in één keer uit. Via een ‘oortje’ vertelt een audiogids bijzonderheden over de stad.
Ik begin nu al het gevoel te krijgen dat ik de hele stad heb gezien. En das best vreemd, want je zou verwachten dat zo’n historische stad veel te bieden heeft. Ik heb de tijd en wandel helemaal naar het Holyrood Park. Ja, Holyrood, geen Holywood. Is de Amerikaanse variant hiervan afgeleid? Dit 251 meter hoge vulkanisch gebergte ligt zowat in de stad. In het park zijn steile gravel paden en vanuit deze berghelling heb je een prachtig uitzicht over de stad. Ik maak de hele wandeling niet af en ga weer terug naar de stad.
Daarna ‘hop’ ik even in de toerbus en stap bij Princes Street weer uit. Deze brede boulevard kan met weinig bekoren. Ik heb niets met die grote dure winkelstraten. Geef mij maar kleine gezellige steegjes met kroegjes.
Aan de Pinces Street staat de St. John’s Church. Maar echt spectaculair is de kerk niet. Dat kan niet gezegd worden van de St. Mary’s Cathedral uit de 19e eeuw. Van buiten is deze kerk zeker imposant maar van binnen valt dat wel mee. De torens van de kerk zijn zo spits gemaakt dat ze met stenen gemetseld konden worden. Er zit dus geen dakbedekking op. Heel apart.
Ik ben moe en wandel helemaal terug naar het hotel via het Meadows park. Cricket teams spelen in het park een wedstrijdje. Keurig gekleed in witte pakken slaan de mannen met het platte slaghout tegen het balletje. Het ziet er allemaal bekakt en sophisticated uit. Voor ons Nederlanders blijft het een vreemde sport.
Het is vandaag een vreselijk rommelige dag. Het begint al met het feit dat de Garmin niet werkt in Edinburgh. Er zijn diverse omleidingen en ik raak hopeloos verdwaalt. Na een uur bereik ik eindelijk de Forth Bridge. De Garmin komt teug, hoera. De kaart van Edinburgh was inderdaad niet geladen. Door deze verstoring mis ik de eerste bezienswaardigheden, maar dat geeft helemaal niets, er volgen er nog genoeg.
In Dunfermline mis ik de kathedraal en het mooie Pittencrieff Park (Garden) laat ik links liggen omdat het regent. Het Aberdour Castle mis ik ook al. Blijkbaar zijn mijn gedachten heel ergens anders dan bij de route. Het Falkland Palace Gardens is pas na 12:00 uur open. Falkland is trouwens een prachtig klein stadje. Bij het Kellie Castle krijg ik het idee dat het een privé kasteel is, maar later ook weer niet. Ja, het gaat lekker. In St. Andrews krijg ik eindelijke waar voor mijn geld. De ruïne van de kathedraal is weer verbluffend. Het wordt eentonig maar de abdij ruïne met het kerkhof er omheen zijn wonderschoon. Ook hier staan de grafstenen netjes in het kort gemaaide gras. Om het kerkhof staat een muur, waarin vervolgens weer grafstenen zijn verwerkt. Er staan wel honderden grafstenen. Het is prachtig, Het stadje St. Andrews is toeristisch en historisch en meer dan de moeite waard om te bezichtigen. Het St. Andrews Castle is niet meer dan een ruïne en achter het hekwerk goed te zien.
Het is nog vroeg in de middag en besluit maar door te rijden. Ik kan makkelijk twee routes op één dag rijden. Ik programmeer de volgende route naar Stonehaven.
Bij Dundee steek ik de grote Tay rivier over via de 2 km lange brug. In Dundee bekijk ik de Unicorn Frigate. Het fregat Unicorn (eenhoorn) is een oorlogsschip van hout. Het werd in 1824 te water gelaten en is het oudste in Groot-Brittannië gebouwde schip te water. Het beschikt over 46 kanonnen en laat zien hoe het leven in dienst van de marine destijds was. Ik ga niet naar binnen. Entreegeld weerhoudt mij er weer van om binnen te gaan. Overal moet je entreegeld betalen, en als je overal naar binnen zou gaan kost het wel erg veel tijd en geld. Datzelfde geldt voor het Glamis Castle. Wonderschoon op een groot natuurgebied ligt het prachtige kasteel. De volgende keer dan maar. Bij het Finavon Castle rijd ik tot aan het hek. Het hek dat in de bossen ligt gaat plotseling open. Ik kan zo doorrijden maar het bordje “prive” weerhoudt mij om toch maar door te rijden, of zal ik gezellig naar binnen gaan voor een English cup of tea? Ik ben in ieder geval welkom. Hoog bezoek uit Holland!
De route is vandaag zeer wisselend. Soms rijd ik in een prachtig gebied, dan weer op een smal bochtig bergweggetje, maar helaas zie ik vandaag te veel snelle wegen, drukke plaatsen en te veel verkeerslichten en rotondes. Ik krijg nog niet het echte “Schotland gevoel”. Het zal ongetwijfeld aan mijzelf liggen, omdat ik te veel bezienswaardigheden heb geprogrammeerd.
Bij Aberlemno ga ik opzoek naar het Davidson Lagacy huisje waar vanuit de familie naar Amerika verhuisde in 1858. Een paar jaar geleden is het huisje gerenoveerd en te boeken voor overnachtingen. Ik zie echter geen enkel bordje en heb geen zin om te vragen waar het is in het stille boerendorpje. Slechte zaak dus, dat er helemaal niets van aangegeven is. Bij Brechin mis ik alweer het kasteel, maar bij Dunnottar wordt eigenlijk al het negatieve van de dag goed gemaakt. Dit is echt het toppunt van de vakantie tot nu toe. Wat is het hier prachtig. Mede dankzij de inval van het zonlicht ligt de ruïne van het kasteel er zeer sprookjesachtig bij. De kustomgeving is geweldig.
Daarna rijd ik nog een kilometer naar Stonehaven en heb werkelijk binnen een minuut een B&B. De kamer is misschien nog het beste als “fout” te betittelen, maar dat interesseert me niet. In de wc ligt tapijt en later blijkt dat de TV op alle zenders de tekst “no signal” geeft. Binnen een minuut ben ik weer buiten en ga meteen naar de haven. Ik heb de hele dag bijna niks gegeten en gedronken. Ik snak naar bier…. De haven is slechts op vijf minuten afstand lopen. En ook hier tref ik het met de inval van het zonlicht. Ik neem diverse foto’s van de fotogenieke omgeving. Een paar lekkere pinten wachten me als beloning op in de pub. Ik heb het weer prima naar mijn zin.
Ik heb nog altijd geen whisky in de pub op. Op de kamer geniet ik nog altijd tijdens het schrijven van dit verslag van mijn eigen whisky. Veel pubs zijn echter wel voorzien van vele soorten whisky’s. We zitten niet voor niks in “whiskyland”.
Op de achtergrond klinkt constant het gekwetter van meeuwen. Ik ben aan zee. Dat geluid gaat de hele nacht door. Moeten die beesten niet slapen?
Er zijn in de UK nog al wat kastelen die in privébezit zijn. Deze kastelen worden meestal slecht aangegeven met borden. Ze zijn soms moeilijk te vinden. Het Craigievar Castle is zo’n voorbeeld. Het kasteel ligt ver van de weg af, maar met mijn telelens kan ik toch een mooie foto van maken.
Het is fantastische mooie dag vandaag. De route van Stonehaven naar Aviemore is geweldig. Het grootste gedeelte van de route gaat door het Cairngorms National Park. Dit zijn de Schotse hooglanden. Het gebergte is gevarieerd begroeid met bomen, struiken, gras en heide hetgeen het heel kleurrijk maakt. Het is fantastisch mooi. De weg is zeer verlaten en slingert heerlijk door het gebergte. Regelmatig kom ik een helling tegen van 20 graden. Nu mis ik de motor, want op de motor is dit natuurlijk veel mooier. Het zonnetje staat weer aan de hemel en de lucht is strak blauw. Het dakje is dus weer open.
In het park bezoek ik het Balmoral Castle bij het plaatsje Ballater. Het kasteel is vooral bekend als zomerresidentie van de Britse Koninklijke familie. Koningin Victoria kocht in 1847 het kasteel. Een deel van het kasteel en de tuinen zijn opengesteld voor het publiek van eind maart tot eind juli. De Koninklijke familie verblijft er in augustus. Volgende week is het dus dicht. In de garage staat de verlengde staats-Bentley van de Koningin. De tuinen liggen er fantastisch mooi bij. In het kasteel is alleen de Ballroom te bezichtigen.
Eén mijl achter dit kasteel ligt de Royal Lochnagar Distillery. Ik had er nog nooit van gehoord. Snel kijk ik even binnen in de bezoekersruimte en maak een fotootje. Koningin Victoria bezocht in 1848 de distillery, die 1826 is opgericht. Alleszins moet het bezoek aan de distillery haar danig hebben bevallen, want hetzelfde jaar schonk ze de distillery het recht om voortaan het koninklijke brevet “Royal” te dragen.
Bij het plaatsje Tomintoul verwacht ik een bordje met de verwijzing naar de distillery, maar deze schijnt in Ballindalloch te liggen.
Net voor Tomintoul ligt het Lecht ski gebied. De lege kabelbanen op de groene hellingen zijn verlaten. Dit bergje is toch maar 792 meter hoog.
Op de hellingen en de wegen van het park lopen schapen. Het is dus regelmatig oppassen, dat zo’n beest niet voor je oversteekt.
Ik rij door over de A939 kom langs het Corgarff Castle. Dit kasteel is redelijk eenvoudig, maar de ligging op de heuvel maakt het wel heel uniek.
Het laatste snelle stuk naar Aviemore rijd ik achter een vrachtwagen aan. Wat rijden vrachtwagenchauffeurs hard door de bergen. Vooral op de smalle bochtige wegen is er bijna geen ruimte tussen de trucks bij tegemoet komend verkeer.
Aviemore is mijn eindbestemming en daar ben ik al vrij vroeg. Al snel vind ik weer een guesthouse. Aviemore is toeristisch, niet vanwege het plaatsje zelf, want dat is vrij saai, maar vanwege de goede uitvalbasis naar de omgeving. Vanuit Aviemore vinden veel outdoor activiteiten en vertrekpunten voor wandelingen plaats. In de winter is het druk vanwege het skigebied.
Op het station zie ik een chique historische trein staan. Hij is weliswaar leeg, maar deze trein maakt ritten door prachtige natuurgebieden.
In de verte zie ik sneeuw tegen de bergtoppen. De hoogste top, Ben Macdui, is toch maar 1309 hoog. Dat zegt iets over het klimaat van deze omgeving. De volgende dag hoor ik dat er een weg naar de top is. Het is grijs weer en besluit er niet naar toe te gaan.
Twaalf jaar geleden ben ik voor het eerst in Schotland geweest. Toen met 48 man van de motorclub, nu alleen. Vanaf vandaag kom in plaatsen waar ik 12 jaar geleden ook ben geweest. Ik ben benieuwd of ik iets ga herkennen. Toen hebben we maar één distillery bezocht, nl The Glenlivet. Vandaag staan er heel wat meer bezichtigingen van distillery’s op het programma. Langs de volgende distillery’s ben ik vandaag gereden, de Spyside whisky’s: Glenfardas, Aberlour, MaCallan (maar die vond ik niet), Glenrothes, Glen Grant, Benriach, Glenmoray, Benromach, Dewar John & Sons, en de Highland whisky’s: Dalmore en Glenmorangie.
Wat hangt rond zo’n distillery een vreemde geur, zeg. Het laat zich moeilijk beschrijven. Het ruikt zeker niet naar alcohol. Het is weeïge, zoete geur. Het stinkt eerder.
Het valt me op dat bij diverse distillery’s de deuren van de gebouwen openstaan, waar je dus gewoon naar binnen kunt wandelen. Bij Benriach is helemaal geen bezoekerscentrum, maar kan er wel ongestoord rondlopen. In de warehouses zie ik hoe de vaten meters hoog zijn opgestapeld. Mag ik een vaatje meenemen? Sommige distillery’s zien er heel industrieel uit, alsof je bij een veevoederfabriek bent. Bij lang niet alle distillery’s zie ik mooie gebouwen en een mooie omgeving. De gebouwen van Dalmore zijn bijna allemaal lelijk, maar de ligging aan het water is wel mooi. De distillery van Glenmorangie vind ik de mooiste.
Maar er staat meer op het programma zoals de Cathedral van Elgin. Het wordt eentonig maar ook deze kerk is een ruïne met veel grafstenen er omheen. Aan de contouren van de restanten is af te leiden dat het een heel grote kerk moeten zijn geweest. Het is wonderschoon. Ik blijf het boeiend vinden.
Het Brodie Castle en de Cawdor Castle liggen dusdanig verscholen achter de bomen, dat er niets van te zien is, maar aan de entreeprijzen te zien moeten het bijzondere kastelen zijn.
In Inverness ligt het kasteel en de kathedraal midden in het centrum van de drukke stad, maar het moeilijk parkeren en de drukte weerhouden mij er van om er te stoppen.
Langzaam maar zeker kom ik steeds noordelijker in Schotland. De wegen zijn echter nog steeds druk en niet zo heel boeiend en dat valt me een beetje tegen. Ik had verwacht in een dunbevolkt gebied te komen, maar blijkbaar geldt dat alleen voor de Highlands. Desondanks is het in Golspie al moeilijker een accommodatie te vinden. Golspie zelf heeft niet zoveel te bieden en is best saai. Het ligt echter wel mooi aan de kust.
Het Dunrobin Castle in Golspie is wel prachtig, maar ik ga alweer niet naar binnen.
De kachel brandt heerlijk in het ontbijtzaaltje. Ja, dit is Schotland. Hier brandt gewoon de kachel midden in de zomer. Zomer is het echter vandaag niet. Het is kil en grijs.
Ik zit in het “Granite Villa Guest House” van Jane Campbell. Het is het mooiste, luxste en grootste B&B tot nu toe. ’s-Nachts hoor je hier echt helemaal niets. Ongekende stilte voor ons Nederlanders. Ik klets redelijk wat af met Jane, de eigenaresse van het B&B. Volgens mij is ze alleen staand en blij dat ze eens met een (echte) vent kan praten…. Bij het vertrek krijg ik zomaar voor de tweede keer (spontaan) korting op het verblijf.
Het weer is vandaag is van lichtgrijs tot zwaar bewolkt en van motregen tot zware regenbuien. Typisch Engels/Schots dus. Jantje huilt, Jantje lacht. Zo schijnt de zon en zo kan het regenen. Vandaag staat echter de mooiste route van de vakantie op het programma. De route loopt van Golspie dwars door de Highlands naar Durness en van Druness naar Ullapool via de westkust.
Voor het eerst zie ik een Schotse Hooglander. Het dier poseert rustig voor de telelens van mijn camera. Geweldig mooie beesten zijn het. Lange horens en haren als een beatle! Ik vraag me af, waarom zie je eigenlijk zo weinig Schotse Hooglanders in Schotland? Moet heel het land niet vol staan met deze beesten?
Ik zie sowieso weinig wilde dieren. Tot nu toe heb ik alleen wat vogels, eekhorens en konijnen gezien. Waar zijn de zeeleeuwen, dolfijnen, arenden, vossen enz.?
Door het slechte weer valt echter een groot gedeelte van de mooie omgeving letterlijk in het water. Tussen de bewolking en de regenbuien door zie ik hoe mooi dit gebied is, maar vanwege het donkere weer moet ik toch veel missen van de prachtige natuur. Hier moet je eigenlijk zijn met een strak blauwe lucht. Helaas heb je dat niet voor het zeggen. Ik pas hierdoor mijn reisschema aan en stop eerder in het stadje Ullapool in de hoop dat het morgen allemaal beter is.
Vroeg kom ik in Ullapool aan. Ik besef dat vanwege het hoogseizoen je niet te lang moet wachten met het zoeken / vinden van een accommodatie. Desondanks vind ik alweer in no-time een B&B. Deze keer bij een oud vriendelijk vrouwtje.
Ik verken de stad en drink zoals gebruikelijk in een pub een biertje, terwijl ik de dag in mijn gedachte de revue laat passeren. Deze pub heeft de slogan: “The best pub by the pier”. Hoe Nederlands kan het zijn: “De beste pub bij de pier”. Ullapool is een leuk en gezellig vissersstadje. Vanuit hier vertrekken veerboten naar Isle Of Lewis, het grootste en westelijk gelegen eiland van Schotland. Tja, er zijn altijd mensen die nog verder of eenzamer willen.
Veel kroegen in Schotland hebben een uitgebreide collectie whisky’s. Hierin onderscheiden zij zich waarschijnlijk van de Engelse pubs. Eerlijk gezegd, zie ik weinig verschillen tussen Schotse en Engelse mensen. Schotten zijn goed te verstaan en zij verstaan jou ook goed. Het Schotse dialect valt reuze mee.
In de ochtend maak ik kennis met de Schotse ontbijtgewoonten. Tot nu toe at ik iedere ochtend Engels Breakfast, maar dan zonder Haggis en Black Pudding. Nu eet ik Smoked Haddock, een warm visje als ontbijt. Tja, dat kennen we in kikkerland niet. Daarnaast mag ik Porridge proeven, een soort van Brinta pap.
De dag is zo’n beetje zoals gisteren. Het weer is iets beter, maar overwegend grijs. En net zoals gisteren mis ik hierdoor een groot gedeelte van de prachtige natuur. Als je zo door het land rijdt terwijl het regenachtig is blijf je maar rijden. Stops voor een foto zijn er nauwelijks, want je weet dat de foto’s allemaal grauw en grijs zullen zijn en je wilt ook niet nat worden. Als je hier rijdt met een stralende zon, moet de omgeving ongekend mooi zijn. Maar ja, dat is Schotland. Het regent hier meer wel dan niet. Via de kustweg rijd ik richting Gailoch. In dit plaatsje zou ik aanvankelijk stoppen. Gailoch is een mooi vissersdorpje dat zeker de moeite waard is voor een overnachting.
Als ik onderweg stop voor een foto maak ik voor het eerst kennis met de “midgets”. Dit kleine ongedierte is nog kleiner dan een fruitvlieg, maar ze steken als een “grote” mug. Als ik weer in de auto stap, neem ik een “hap” van deze muggenzwerm mee in de auto. Waar ze vervolgens rondjes blijven vliegen tussen mijn hoofd en de voorruit terwijl ze mij proberen te prikken.
Mijn plan was om via Applecross te rijden, maar een tegenligger attendeert mij, dat een truck met pech heel de weg verspert. Ik volg de hoofdroute langs de kunst naar Braeintra. Via het toeristenbureau in Ullapool heb ik hier een B&B geboekt. Als ik er kom, krijg ik enigszins spijt. Het B&B ligt in de middle of nowhere en dat is niet handig als je nog een biertje “moet” drinken en uiteten moet gaan.
Het plaatsje Plockton ligt op 10 kilometer afstand. Het was aanvankelijk mijn bedoeling in dit authentieke vissersplaatsje neer te strijken. Dit havenstandje is zeer idyllisch met zijn kleine huisjes en zijn doorgevallen bootjes van de haven.
Zoals eerder vertelt heb ik weinig ervaren van het Schotse dialect. In het westen van Schotland ervaar ik echter wel veel meer de invloed van de Keltische taal. Veel plaatsnamen zijn in voor ons onuitsprekelijke benamingen. Ik zie plaatsnamen als: Mallaigvaig, Aird Dhubh, Achnashellach. Taighean-tasgaigh en Ghàidhealtachd. Het is onvoorstelbaar dat het Keltisch zoveel afwijkt van de Engelse taal. Nu begrijp ik ook waar de onuitsprekelijke Whisky namen zoals bijvoorbeeld Caol Ila en Bannahabhain vandaan komen.
In het B&B heb ik twee nachten geboekt. Het piepkleine Braeintra, dat niet groter is dan een paar huizen, ligt aan het begin van Isle of Skye. Het huis heeft niet eens een nummer en de Garmin kan het adres niet vinden. In de ochtend eten we gezellig met zijn allen aan twee tafels. Het gezelschap komt uit Italië, Frankrijk, Engeland en Nederland.
De bejaarde gastheer serveert het ontbijt, terwijl de gastvrouw in de keuken onze ontbijtjes voorbereid. Ik vind het altijd zo prachtig als je in huis bij vreemden zo goed verzorgd wordt. De gastheer lijkt net de vader van John Cleese, prachtig.
Vandaag maak ik een ronde door Isle of Skye. Op Skye kun je twee rondes rijden. Ik neem de meest noordelijke. Het is nog steeds erg grijs en ik begin nu wel een beetje te balen. Het is mijn derde dag op rij in de Highlands met slecht weer. Als het zo doorgaat mis ik al het mooie. De schoonheid onderweg laat zich moeilijk omschrijven. Een foto zegt immers meer dan 1000 woorden, maar door het slechte weer fotografeer ik weinig en rij maar door.
Rond de middag kom ik bij de Talisker Distillery in Carbost. Dit is niet zomaar toeval, dat begrijp je. De distillery ligt in een prachtige omgeving aan het water. Talisker is de enige distillery op Isle of Skye en een van de meest noordelijk gelegen distilleerderij van de wereld. Daar zijn ze natuurlijk apetrots op. Ik boek een rondleiding, kosten 7 pond incl. een glaasje whisky. Met ca. 20 man loopt de gids door de gebouwen van de verschillende processen. Helaas is fotograferen niet toegestaan. Luidkeels vertelt de knaap over de productie van whisky, maar ik begrijp en versta er geen zak van. Het is net of ik naar een chinees zit te luisteren. Het enige wat ik begrijp is, dat de productie verschillende onderdelen bevat. De knaap raffelt zijn verhaal af precies binnen een uur. Het lijkt allemaal spontaan, maar ik zit gewoon naar een bandje te luisteren. Dit doet hij iedere dag tig keer. Zoals gebruikelijk eindigt de toer in de proefkamer. Hè eindelijk, we gaan zuipen. Ik zie een bijna lege fles en 20 glaasjes staan en denk bij mezelf, haal er nog maar een paar flessen bij, want dit gaat nooit goed komen. Als knaapie de 20 glaasjes heeft ingeschonken, is er nog maar een beetje uit de fles. Een jonge vrouw naast mij zegt, ik proef olijven. “Hà, dat is nieuw voor mij”, roept knaapie, “dat heb ik nog niet gehoord”. Blijkbaar mag je proeven wat je wilt, alles is goed! Vijf minuten later is het gedaan. Knaapie bedankt ons voor het enthousiasme. Goed ingestudeerd jongen. Diverse mensen zetten hun half lege glas terug op het dienblad. Sukkels.
Het positieve is dat na de rondleiding het weer als een blad aan de boom is omgedraaid. Het dak gaat weer open en kan gelukkig nog de schoonheid van Skye zien bij zonnig weer. Dit is een wereld van verschil. Het eiland is geweldig mooi.
Het is nog vroeg en besluit maar meteen door te rijden naar Applecross. Aan het begin van de weg staat een bord met de tekst: “This road rises to a height of 2053 ft with gradients of 1 in 5 and hairpin bends. NOT ADVICED FOR LEARNER DRIVERS, VERY LARGE VERHICLES OR CARAVANS AFTER FIRST MILE”. De weg naar Applecross is maar 18,4 kilometer lang en stijgt in die afstand van 0 tot 620 meter hoogte en weer terug naar 0 meter. In de weg zitten diverse zeer scherpe haarspeld bochten. Veel ’passing places’ moeten automobilisten de ruimte geven om elkaar te passeren. De hellingpercentages lopen op tot 20 procent. Hier was ik dus 12 jaar geleden ook. Moeilijkheidsgraad: zeer moeilijk. De weg is ruig, smal en de omgeving is schitterend. Ik ken geen andere bergweg die zo extreem is. Mijn automobiel heeft echter koppel zat en trekt het met gemak. Bij het piekkleine plaatsje Appelcross kan je even bijkomen op het terras, terwijl je geniet van het uitzicht over de weidse omgeving. Dit soort locaties, momenten en vergezichten blijven je eeuwig bij.
Ik neem afscheid bij het bejaarde echtpaar van het B&B en krijg spontaan korting op de verblijfskosten. Ik eet tenslotte ook niet voor twee, toch?
Mijn eerste stop is vandaag bij het Eilean Donan Castle. Dit kasteel ligt echt schitterende mooi aan Loch Duich. Het kasteel uit de 14e eeuw kent een lange geschiedenis. Na de gebruikelijke fotoshoot rijd ik door.
Het begint weer te regenen en het houdt eigenlijk vandaag niet meer op. Hierdoor valt alweer een mooi stukje van Schotland in het water.
Ik nader Fort William en zie in de verte de Ben Nevis liggen. Deze berg van 1344 meter hoogte is de hoogste berg van Schotland maar ook van de hele United Kingdom. Op sommige delen van de helling zie ik sneeuw liggen. Toch best vreemd, het is hartje zomer en zo hoog is het nou ook weer niet.
Bij Fort William doe ik de Ben Nevis Distillery aan. Er zijn haast geen bezoekers. Bij binnenkomst in de bezoekersruimte schuift de barman binnen een minuut een glas whisky onder mijn neus. Kijk, dat is nog eens een man, die snapt hoe het moet! Geen gezeik over kosten en gezeur over nieuwe whisky aankopen. Ik raak aan de praat met de man en in een half uurtje bespreken we “heel” de wereld. We hebben het over Schotland, de onafhankelijkheid, Harley’s, kilts, klompen, relaties, het weer en vakanties. Deze man snapt hoe het moet. Ik koop een fles Ben Nevis single malt 10 jaar en krijg zomaar spontaan 4,5 pond korting. Aardige man. Ik beloof hem de volgende keer weer op de Harley te komen.
Na Fort William volg ik de A82 voor de route door de Glen Coe. Het is komen en gaan van de toeristen door de Glen Coe. Als een treintje rijd ik door de bergweg. In de verte liggen de enorme bergtoppen. De weg zelf is vrij eenvoudig te berijden. Het is eigenlijk maar een klein stukje en na tien kilometer ben je het mooie gebied alweer voorbij.
Het zou vandaag weer een mooie dag moeten worden, want ik rijd langs Loch Lomond in het Trossachs National Park. De A82 is eigenlijk veel te druk en veel te snel. Zo kan men niets van de omgeving zien. Het is beter om de A85 en de A84 te pakken aan de oostzijde van het meer, maar dan kom je weer niet langs het Lomond meer. Het weer is echter zo grijs, dat ik haast niets van het schitterende meer zie. Ik besluit maar door te rijden en niet te wachten op beter weer.
Ik nader Glasgow en wurm me traag door de voorsteden van de stad. Hier ligt de Auchentoshan Distillery. Het is een mooie distillery en de bezoekersruimte is goed verzorgd, maar je raadt het al, ik ga snel door.
Bij alle distilleerderijen mis ik een “kantine”. Een ruimte waar men kan iets kan drinken en eten tijdens het wachten op de rondleiding. Bij drukke distilleerderijen moet men vaak lang wachten en loopt men maar doelloos rond. Die flessen whisky die in de shop te koop zijn, heb je na vijf minuten wel gezien.
Na Glasgow ben ik uit de highlands. Het landschap is weer redelijk vlak. Ik bereik de stad Irvine en kom er al snel achter dat deze stad niet bepaald een mondaine stad is. Het is een arbeidersstad met weinig uitstraling, maar dat is het mooie van op de bonnefooi gaan. Het is telkens weer anders en dat heeft zijn charme.
Ik eet in een restaurant. Het duurste gerecht kost maar 7,95 pond en een fles wijn ca. 13 pond. Desondanks zit ik helemaal alleen in het restaurant. Het is zaterdagavond wel te verstaan! Maar dat boeit me weinig, ik eet echt heerlijk en vermaak me prima.
Het wordt eentonig, maar alweer een dag met veel regen. Gelukkig beperkt het slechte weer zich tot de ochtend. Als eerste bezoek ik het Culzean Castle, maar vanwege de zware regen het hoge entreegeld (15,5 pond) ga ik niet naar binnen. Van de tuinen zie ik nu toch niks.
Ik rijd door naar het Galloway Forest Park. Wat me het meest verbaasd is de schoonheid van de natuur. Eerst rijd ik over een klein bergweggetje. Er is geen mens te bekennen. Ik kom slechts twee auto’s tegen en een motor. Het gebied is glooiend tot (meer dan) heuvelachtig. De wisselende zon en de bewolking zorgen voor schilderachtige frisse taferelen met glanzende natuur en regenbogen. De weg is smal en zit vol met gevaarlijke gaten. Het Galloway Forest Park is totaal niet toeristisch. Bijna nergens is er bebouwing. Het is een ondergewaardeerd stukje natuur. Als je niet van massatoerisme houdt is dit ideaal. Na de stad Newton Stewart gaat de weg over in de veel snellere A712.
In het plaatsje Castle Douglas bezoek ik de Threave Gardens. Het is een prachtige botanische tuin, die met veel zorg is aangelegd. Je kunt er heerlijk in rondwandelen.
Vlakbij de tuin ligt het kasteel van Castle Douglas. Je moet 800 meter wandelen om bij het kasteel te komen. De ruïne van het kasteel ligt op een klein eilandje en met een bootje wordt je er naar toegebracht. Het geheel in de prachtige natuur is idyllisch. Op het eilandje was ooit een dorpje gevestigd. Nu zijn alleen nog delen van het hoofdgebouw over. Het is moeilijk voor te stellen dat hier ooit mensen hebben gevochten, omdat het nu rustig en vreedzaam is.
In dit gebied barst het van de vogels. Ik kan een zwaluwnestje tot op twee meter benaderen, terwijl de vier jongen gevoed worden door de ouders. Prachtig gezicht.
In Dumfries heb ik een B&B geboekt. De jonge schoonmaakster moet tijdelijk de zaak runnen, terwijl de baas van huis is. Ze stelt zich netjes voor. ”Hello mij name is Steffany and your room is sex…”. Ja, dat versta ik. (misschien wil ik dat wel verstaan). In werkelijkheid zegt ze dat ik kamer “Annex E” heb. Zoals eerder gezegd valt het dialect van de Schotten reuze mee, maar aan de westkust rond Glasgow kunnen ze er wat van. Hier heb ik moeite om de mensen te verstaan.
Hier eindigt deel 1 van de rondreis door Groot Brittannië. Het tweede deel gaat door Engeland en het verslag lees je hier.