Zo, daar gaan we dan voor de vierde keer naar Cidade Portugal. Ten opzichte van voorgaande jaren zijn er wat verschillen:
– De weersverwachtingen zijn niet bijster goed, maar dat verandert eigenlijk met de dag. Eerst krijgen we een paar warme dagen en daarna wordt het zelfs koud. Eerst regelmatig regen en nu toch weer overwegend droog. Ach, we zien wel.
– We hebben wifi in de hut en kunnen dus met de wereld communiceren.
– We verblijven niet de hele week in Cidade, maar gaan de laatste twee dagen naar Lissabon.
Daar komt nog bij dat we de ‘unieke’ troonswisseling zullen missen. Uniek? Natuurlijk is dat uniek, want een troonswisseling komt niet zo vaak voor. Wim Lex veel succes. Bea bedankt.
Dit jaar voeren we ons 5-jarige relatie aan als reden om naar Portugal te gaan. Volgend jaar gaan we voor de 5e keer op een rij naar Portugal. Alweer een lustrum. Je ziet er is altijd wel iets te vieren!
We halen de huurauto – een Citroen C2 – op bij het vliegveld. En dat gaat meer op de manier van; oké hier is hij, veel succes! Oké goed dan. Karren maar.
We rijden via de snelste weg naar Mafra. We zijn hier vorig jaar ook even kortstondig geweest, maar nu nemen we uitgebreid de tijd om het klooster te bekijken. En ik kijk mijn ogen weer uit, moet ik zeggen. Wat een gebouw en wat een schoonheid.
Als we aan komen wandelen komt het immense gebouw langzaam op je af. Met een heldere zon en een strak blauwe lucht komt het gebouw geweldig imposant over. Het klooster is volgens de boekjes een van de monumentaalste gebouwen van Portugal. Later deze reis treffen we echter nog veel meer van dit soort gebouwen.
We nemen onze eerste foto’s. De toegangsdeur lokt ons naar binnen. We komen eerst in een soort voorruimte waar 14 levensgrote beelden staan. We wandelen de kerk in. Overal om ons heen zien we marmer in de tinten wit, roze en grijs verwerkt in de wanden, altaren, kapellen, beelden en reliëfs.
Het in opdracht van koning João (Johan) V gebouwde Paleis van Mafra is een in één gebouw gecombineerd paleis en Franciscanenklooster, dat rondom een basiliek is gebouwd. Oorspronkelijk was het gebouw bedoeld als een bescheiden klooster voor een groep Kapucijnermonniken die daar in soberheid zouden leven. Echter toen steeds meer goud vanuit Brazilië werd ingevoerd, werd het plan veranderd en werd een megalomaan gebouw met vele kunstschatten opgetrokken. Het paleis overtreft zelfs het reusachtige Escorial in Madrid uit 1584. Prestige was zelfs al in die tijd aan de orde. De Portugezen wilden natuurlijk niet onderdoen voor Spanje.
Het hele complex beslaat een oppervlakte van 37.790 m². Het telt 4 verdiepingen, 1.200 kamers, 156 trappenhuizen, een bibliotheek met 40.000 boeken, een basiliek, een klooster en een paleis. Het behoort tot de fraaiste barok / neoclassicisme gebouwen in Portugal. De viering koepel bereikt een hoogte van 70 meter. In de basiliek zijn zes orgels en twee carillons te vinden. In de Zuidelijke toren hangt de tweede beiaard gegoten door Willem Witlocks uit Antwerpen in het jaar 1730 bestaande uit 114 klokken. De zwaarste weegt 10 ton. Kosten noch moeite werden gespaard om de instrumenten in de paleistorens zo luxueus mogelijk te maken.
De eerste steen werd gelegd op 17 november 1717. Gemiddeld werkten er 15.000 mensen aan de bouw. Op 22 oktober 1730, de 41 verjaardag van koning João V, werd de basiliek ingewijd. De koepel kwam echter pas af in 1735 en het paleis was pas klaar in 1755.
Ondanks de schoonheid staan we toch weer binnen een half uurtje buiten. We wandelen verder naar het toeristische stadje. Het ziet er gezellig uit. We blijven er echter niet te lang. We moeten verder.
Via een binnendoor route, de oude N8 weg, rijden we helemaal naar Cidade. Het is rustig op de weg. Ik voel me relaxt en geniet volop van het landschap. Onderweg doen we boodschappen. De verkoopster doet de boodschappen in wel 10 plastic zakken. Wel handig, maar niet echt milieuvriendelijk. Rond 18:15 uur komen we bij de hut aan. De eerste indruk is, dat de hut precies hetzelfde er bij ligt als vorig jaar. Het voelt enorm goed en voelen ons meteen thuis.
Het avondeten nuttigen we lekker met zijn tweeën in de hut. Marion maakt tortilla. We drinken bier, wijn en whisky. De vermoeiende dag breekt Marion op en ze is na het diner helemaal afgebrand. Om 21:30 uur duikt ze het bed is. Welterusten lieverd. De eerste dag was al super.
In de avond en nacht is het doodstil. De honden blaffen niet (meer). De nachtegaal is dood of verhuisd! Alleen het getik van de klok en het zoemer van de koelkast geven de aanwezigheid van de mensheid aan. Rust en Stilte.
Het is zes uur. De haan claimt traditioneel getrouw het eerste woord van de dag. Voor de merels het sein om te gaan fluiten. De honden worden een paar uur later ook wakker.
’s Ochtends is het grijs. En dat blijft ongeveer de hele dag zo. De weersvoorspellingen zijn dus niet echt betrouwbaar.
In de middag rijden we langs de kustweg naar Nazaré. Een mooi binnendoor kustweggetje met prachtige vergezichten. We zien diverse vervallen molentjes. Van alle molens die we in Portugal hebben gezien, hebben we er nog nooit één zien werken. Apart, geen geld voor renovatie.
De natuur in Portugal was tot nu toe overal prachtig groen. Veel regen geweest dus afgelopen tijd. Het is hier net zo groen als in Nederland.
In Nazaré rijden we eerst langs de jachthaven, dan over de boulevard en vervolgens door het centrum naar het hoge gedeelte van de stad. We nemen uitgebreid de tijd om alles te bekijken. Op het pleintje zien we veel souvenirwinkels, cafeetjes en restaurants. Bussen rijden af en aan om toeristen te droppen. We lopen heerlijks langs de steile klif en hebben een magnifiek uitzicht op de stad, de steile gondeltram tussen de twee stadsdelen, de kust en de zee. Vanaf de 110 m hoge panorama’s in de deelgemeente Sitio geniet je van een fantastisch uitzicht. Op regelmatige tijden vertrekt gelijktijdig onder en boven een tram op een enkelspoor waarbij halverwege het traject het spoor splitst in een dubbelspoor waar vervolgens de trammetjes elkaar passeren. De tram wordt veelvuldig gebruikt door toeristen. In het hoog gelegen gedeelte Sitio zijn vooral mooie panorama’s, ruige kustlijnen en gezellige souvenirwinkels te bewonderen terwijl in Nazaré vooral een prachtig geel zandstrand en een gezellig winkelcentrum te vinden zijn.
Het vissersplaatsje Nazaré is ooit wereldberoemd geworden om een schilderachtig tafereel waarbij ossen aan vissersboten trekken om ze op het strand te krijgen. De ossen worden opgepord door getaande vissers in geruite hemden en met puntmutsen op het hoofd en door de vrouwen met zevenpuntige onderrokken. Deze pittoreske arbeidsscenery op het strand is allang verdwenen door de toeloop van badpakken en surfplanken.
De vissersvrouwen lopen nog steeds in hun opvallende zwarte of bontgekleurde klederdracht met korte rokken over de boulevard, ze sorteren de vers gevangen vis of verkopen zuidvruchten, noten en gepofte kastanjes. Op het grote plein in Sitio staat de kerk Nossa Senhora da Nazaré. De kerk is niet echt heel groot of hoog. Het barst er echter van de toeristen terwijl dat in Mafra, waar de kerk tenslotte veel bijzonderder is, reuze meeviel.
We lopen helemaal door naar het verste punt aan de zee. Onderweg schieten we er op los met onze camera’s. De natuur is hier bijzonder mooi. Aan het einde komen we bij een vuurtoren die er meer uit ziet als een fort. Achter het gebouw is een bijna recht stalen trapje naar beneden dat naar de ruige bruisende zee leidt. Alleen lefgozers durven hier naar beneden.
We lunchen in leuk tentje en gaan daarna weer binnendoor terug naar ons hutje. Daar wacht een wijntje en een biertje ons op.
Het avondeten bestaat uit gebakken aardappelen, erwtjes en worstjes…. Een hoogstandje, maar met Marion is eigenlijk alles lekker!
De hele nacht heeft het heel hard gewaaid en dat gaat zo ook de hele dag door. De hut geeft echter geen krimp. De hut staat er goed bij. Het ademt en daardoor is het vooral binnen nog als nieuw.
De zon schijnt heel fel maar de temperatuur komt niet boven de 16 graden. Marion wil graag naar Obidos, omdat het daar met de felle zon prachtig fotograferen is. De binnendoor weg naar Obidos is schitterend. We bezoeken eerst de kerk met de mooie naam “Santuario do Senhor Jesus da Pedra (Heiligdom van de Heer Jezus de Machtige; letterlijk de Steen)” in een klein wijkje tussen Obidos en Caldas. Het is een heel bijzondere kerk uit 1747. In 2010 is een verzoek in gediend om de kerk en de bijgebouwen (voormalige woning van de Pilgrims en de Fontein) incl. de afbakening van het speciale gebied op te nemen in de historisch Erfgoed lijst. De kerk is een rond gebouw met een achthoekig dak en daarom heen 3 gelijke achthoekige torens. In de achterste toren met plat dak is de sacristie opgesteld. Enerzijds is de kerk heel lomp, grof en grijs, maar tegelijk ook heel mooi van oudheid. Alle raampartijen en onderdelen zijn symmetrisch opgesteld. Door zijn hoekige verhoudingen wijkt hij af van alle andere kerken die ik ooit heb gezien. Het lijkt meer op een burcht dan op een kerk. De kerk heeft niet echt een toren en is laag. De bouwstijl is barok. Binnen zie je dezelfde stijl terug. Er zijn 3 kapellen opgesteld. Door zijn vervallenheid krijgt de kerk juist zijn charme. Dat zie je terug in het kapotte stucwerk, roestige ornamenten, vale kleuren, kaal uitgedroogd hout, scheef hangende luiken enz. Op het plein bij de kerk staat nog een even oude muur en een vervallen pegrimsgebouw. Vervallenheid aan gebouwen is iets wat je veel ziet in Portugal. Dit wordt voor een deel veroorzaakt door de armoede in het land. Er is simpelweg geen geld voor onderhoud of schildwerk. Hetzelfde zie je bij de wegen. Behalve de snelwegen zitten de wegen vol met gaten, bulten, verzakkingen en scheuren.
Kort daarna komen we in Obidos. Dit is het derde bezoek aan Obidos. Nu hebben we goede camera’s en schieten er op los.
In het geheel ommuurde vestingstadje lijkt de tijd stil gestaan te hebben. Het stadje is door een 13 meter hoge muur met kantelen omgeven en ligt op een 75 hoge heuvel. Het is in zijn geheel tot nationaal monument verklaard. Alle huizen hebben blauwe of gele randen aan de muren. De smalle steegjes zijn uniek. Ik zie een kerkje waar ik niet eerder ben geweest en schiet naar binnen. Amper 50 meter verder staat de beroemdere Igreja de Santa Maria, een 16e-eeuws kerkje in renaissance stijl met blauwe azulejos (tegels) met plantenmotieven.
In een restaurantje nemen we 2 thee. De 4,1 euro die we er voor moeten betalen geven aan dat hier aardig toeristisch is.
We rijden door en net voor Foz Do Arelha lunchen we bij een lokaal restaurantje. Met zijn tweeën eten we voor 13,55 euro een warme maaltijd inclusief drank. Kijk, dat zijn nog eens andere prijzen. Niet dat de maaltijd nou zo geweldig is, maar het smaakt ons goed. Op mijn bord zie ik naast de 2 varkenslapjes friet, rijst en een gebakken ei. Niet echt een combinatie, maar zoals gezegd, het smaakt goed. Het restaurant wordt gerund door een oud koppel. De bazin is tegelijkertijd serveerster, kok, keukenhulp, caissière en eigenaar. Ze spreken beperkt Engels. De menukaart is met een simpel printertje gedrukt en helemaal verbleekt door de zon. Geweldig!
Boven het stadje Foz bezoeken het kustgebied. Plaatselijk is het zeker windkracht 7/8 en dat maakt het wandelen pal aan zee niet echt makkelijk. De Noord Atlantische Oceaan beukt keihard in op het land. We waaien haast weg.
We rijden een kort stukje door en wandelen nu wat verder van de zee af. Hier is het net te doen met de wind vanwege de beschutting achter de heuvels.
De natuur is echter prachtig en alweer schieten we er op los met onze camera’s. Na een half uurtje houden we het voor gezien en gaan terug naar de hut. Het biertje wacht me weer op.
’s-Avonds eten we weer in de hut uit moeders pot. Deze keer is het soep met brood. Lekker makkelijk. Maar wel lekker knus zo met z’n tweeën.
De dag doet vandaag zijn naam eer aan. De hele dag schijnt de zon, het blijft alleen maar 15 graden.
Traditiegetrouw gaan we eerst naar de markt in Venda da Costa. Nog steeds zou ik de weg er naar toe niet zomaar kunnen vinden. De Garmin helpt ons gelukkig een handje. We liggen echter in een deuk als we voor de derde keer bij de ‘eeuwig’ gesloten slagboom in Caldas Da Reinha aankomen. Deze had ik er nog wel uit geprogrammeerd, maar omdat we nu niet volgens een route rijden sleutelt de Garmin de afgesloten spoorwegovergang er toch weer in. We ontdekken overigens regelmatig een fout in de database van Garmin. We worden links en rechtsaf gestuurd als er niet eens een afslag is. Soms rijden we door de ‘lucht’. En regelmatig worden we door afgesloten en eenrichtingswegen e.d. gestuurd. Het is af en toe behelpen, maar we komen er wel.
We komen aan bij de markt, parkeren de Citroen en slenteren weer een eindje over de markt. Marion wil nog steeds alle dieren bevrijden. We kopen wat fruit, brood, een sjaal, 2 beschilderde Portugese aardewerk schaaltjes en een theepot voor de hut. Na een uurtje gaan we weer verder.
We rijden meteen door naar de stad Tomar en wel via de snelste route want het is ca. 100 km. Tomar ligt voor op het meest oostelijke punt in Portugal waar we samen zijn geweest. Het eerste stuk van de snelweg tot de stad Santarem is voor ons alleen en het tweede deel is toch aanzienlijk drukker. Na een uur komen we in Tomar aan. We rijden eerst door naar aquaduct Pegöes Altos. Dit 6 kilometer lange bovengrondse leidingkanaal voorzag het Convento do Cristo van water. In 1595 werd met de twintigjarige bouw begonnen. Het water transformeerde het kloosterleven; de ongedurige ridderorde veranderde in een honkvaste, vreedzame monnikenorde. De waterleiding overbrugt de bron van Mäe d’Água naar het klooster. De brug is een vreemd verschijnsel. Over 6 kilometer is het in verval aangelegd om het water in het klooster te krijgen. Door de grote hoogtevariatie in het landschap is de geul als een soort brug aangelegd. Het regelmatige plaatsen is in de geul een huisje gebouwd dat fungeert als een soort buffer. Nu het droog staat en er eeuwen mensen in hebben zitten pissen stinkt het behoorlijk naar urine. De geul is vervallen en niet echt meer waterdicht. Het schijnt dat er plannen zijn het bouwwerk te renoveren en opnieuw water er door te laten lopen. Het geheel is een bijzonder uniek bouwwerk en uniek in zijn soort. Het vierhonderd jaar oude bouwwerk doet ons denken aan Romeinse tijden. Het golft sierlijk door het groene landschap.
We lunchen onderweg naar Tomar, omdat we denken dat het daar goedkoper is dan in de stad zelf. We hebben keuze uit 2 gerechten en denken ongeveer hetzelfde te krijgen als gister: friet met varkens vlees. Ons eten wordt in één schaal opgediend. Onderin bevindt zich het gestoofde varkensvlees. Daarbovenop ligt de friet die in de jus drijft, couscous en een berg Chinese kool. Ik schat deze haute cuisine op zo’n 10 euro en Marion denk 30 euro. Helaas krijgt ze gelijk… Maar desondanks eten we er goed van.
We rijden door naar het Convento do Cristo. Eerst brengen we nog even een kort bezoek bij het kerkje uit 1547 dat vlakbij ligt. De kerk is gebouwd als begrafeniskapel voor Koning D. João III. De kerk is dicht, maar het uitzicht over de stad is hier erg mooi.
We wandelen door naar de Cenvento do Cristo. Al vanaf het begin is het duidelijk voor ons dat het een bijzonder bouwwerk moet zijn. Het staat op de Unesco Werelderfgoedlijst. Hoewel diverse delen erg verweerd zijn en de ornamenten door de eeuwen heen veel van hun materiaal verloren hebben is het een extreem bijzonder gebouw. Het is erg groot. Als we de kloostermuren binnen lopen zien we al gelijk een en al pracht en praal. Een maal binnen lijkt het wel een doolhof. Achter ieder gangetje zit wel weer een andere ruimte, een tuin, een trap of een kapel. Ondanks dat er bewegwijzering is ben ik totaal mijn oriëntatie kwijt. We maken tientallen foto’s van gangen, ornamenten, gevels, tuinen, kapellen enz. Toppunt van het klooster is de Heilige Graal, dit is een imposante achthoek genaamd ‘Rotunda’. Het heiligdom van de tempeliers is kopie van het Heilig Graf in Jeruzalem. Nog nooit hebben we een ruimte gezien waar zoveel geld, architectuur en kunst zijn ondergebracht. En dan te bedenken dat diverse onderdelen verweerd, verwijderd (gesloopt / gestolen) of beschadigd zijn. Aan de buitenzijde bevindt zich het beroemde venster van de kapitaalzaal ‘de Janela de Tomar’, het onovertroffen hoogtepunt van de manuelstijl. Dik in steen gehouwen touwwerk omrankt het venster; vol met verstrengelde en geknoopte ornamenten. Dit klooster was eens het absolute toppunt van rijkdom, welvaart, architectuur, macht en geld! Vreemd genoeg staat het niet in de top 10 van de reisgidsen. We wandelen er ruim 3 uur in rond en dan hebben we zeker lang nog niet alles gezien. We hebben onder andere de tuinen en de stadsmuur niet bekeken. We zijn helemaal verbouwereerd over de schoonheid van het klooster. Het is een topstuk in de gebouwen die we hebben gezien in ons leven. Veel elementen doen ons denken aan Italië of Engeland. Een Italiaanse architect heeft hier onder meer aan bijdragen. Dat zie je ook terug in de omgeving en de natuur. De cipressen langs de weg geven de indruk dat je je even in Italië waant. Het is hier magnifiek mooi.
Na het bezoek aan het klooster gaan we nog even naar de stad van Tomar. Deze stad is meer dan de moeite waard om een bezoek te brengen. En natuurlijk duik ik even snel het kerkje in op het dorpspleintje. De straatjes zijn klein en knus. Het is zondag, dus de meeste winkels zijn dicht. We zien wel diverse kraampjes. We nemen een hapje en drankje en besluiten rond 17:00 uur weer terug te rijden naar Cidade.
Marion maakt een schotel van de restjes van afgelopen dagen. Worst, tomaat, aardappelen, courgette e.d. verdwijnen in een soort van Portugese omelet à la Marion. En het smaakt ons best goed.
De laatste dag alweer in Cidade. Het wordt een rustdag. Niet dat we zo moe zijn, maar een dag even niks doen is heel lekker.
‘s-Middags maken we een lekkere kustwandeling. Eerst belanden we in een klein zandpadje dat ons naar een verwaarloosde Engelse dubbeldekker leidt. Marion denkt gelijk aan een onderkomen voor criminelen, waar ieder moment een grote buldog op je af komt rennen, die je te grazen neemt of mannen met mitrailleurs. Ik zie het gewoon als een ‘buitenhuisje’ waar families samenkomen om te genieten van de kust, een barbecue en een lekkere fles wijn. Er staat nog een fles bier op de tafel, helemaal alleen. Al een hele tijd denk ik. Na mijn belevenis is hier lang niemand geweest. Er is een zandbak met speelgoed. Het moet dus wel goedaardig volk zijn, maar we bevinden ons misschien wel op privéterrein. De bus moet er echt al jaren staan, zo niet tientallen jaren. Hij is zeer roestig. De banden zijn leeg. Het is meer bouwval dan een recent gebruikt onderkomen.
We rijden door naar een volgend pad net onder Salir do Porto. We komen nu wel terecht in een schitterend kustgebied met volop wandelpaden. We leggen de natuur, de bloemen en hommels vast met onze camera’s. We staan meer stil dan we lopen. Een oude fauteuil staat decoratief – net als de bus – in de natuur. In de verte zien we Salir do Porto liggen. Naar dit gebied gaan we zeker nog een keer terug voor meer wandelingen.
We rijden daarna door na Sao Martinho do Porto. We maken een stop om het stadje te bezichtigen. Ondertussen is het bewolkt geworden. Toeristen zijn er nauwelijks. Het is saai en rustig op straat. Een vrouw spreekt me aan vanuit een auto en vraagt of we een hotel zoeken. Troosteloos. We doen onze laatste boodschappen in de stad drinken een borrel in de hut waar we eenvoudig eten. Morgenvroeg gaan we naar Lissabon. Phoe, wat gaat ’t snel.
Ongehaast ruimen we de boel op, rijden naar het vliegveld, leveren de auto in en beginnen aan ons avontuur in de stad Lissabon, of Lisboa zoals dat hier heet.
Vanaf het vliegveld gaan we met de metro naar ons hotel. Dat gaat allemaal soepel, ik heb het goed voor bereid. De metro stopt op Avenida da Liberdada een 90 meter brede boulevard vergelijkbaar met de Parijse Champs-Elysées. We lopen 5 minuten en zijn al snel bij het hotel ‘Residencial Milanesa’ aan de ‘Rua Alegria 25’. Het hotel heeft alleen een aantal kamers op de 2e verdieping van het gebouw. Erg klein dus. De recensies waren goed, dus ik ben benieuwd. We worden vriendelijk te woord gestaan door een goed Engels sprekende receptioniste. We rusten kort en gaan spoedig de stad verkennen. De meeste dingen in de stad zijn op loopafstand en het hotel is op loopafstand van het centrum. We gaan dus veel lopen vandaag. De straat van het hotel Praca da Alegria stelt eigenlijk niet zoveel voor. Tegenover het hotel staat een bouwval van een huis met een grote geschilderde muur en veel kapot stucwerk. Ik schiet meteen mijn eerste foto’s. Net als Dublin is dit een stad voor de ‘urban fotograaf’. Ik voel me nu al thuis. Daarna komen we in een klein parkje ‘Jardim Alfredo Keil ou da Praca da Alegria. Ja, de naam is groter dan het park zelf! Er staan bomen met ‘slierten’ zoals we nooit eerder gezien hebben.
Ik loop rond met de plattegrond van het centrum op een A4-tje en dat gaat eigenlijk prima. Het centrum is niet zo groot. Onderweg zien we, zeg maar, een heel steile weg de ’Calcada da Gloria’ met twee ‘trammetjes’. De weg is enorm steil. Ik denk nog “dit is vergane glorie”, maar later blijkt dat er op diverse plaatsen in de stad dit soort trammetjes zijn, die je van hoog naar laag brengen, of andersom natuurlijk. Er zijn veel grote bekende steden die op heuvels zijn gebouwd, maar de heuvels in Lissabon zijn wel heel erg steil. Op de muren van de steile straat zien we veel graffiti, maar voor mij is het meer kunst. Dit zijn complete schilderijen. Prachtig gewoon. De steile weg brengt ons naar een park ‘Jardim de São Pedro de Alcãntara’ met een mooi uitzicht over de stad. Aan de andere kant van de weg zien we een gebouw, dat met een uitwendige staalconstructie bij elkaar wordt gehouden. Het pand staat er zo waarschijnlijk al jaren bij. Er is geen geld om het te slopen en er is geen geld om het op te knappen, dus blijft het zomaar staan. Mooi plaatje voor de urban fotograaf.
Ons eerste bezienswaardigheid is Igreja de Säo Roque. Ik moet even goed kijken, want aan de buitenkant valt de kerk nauwelijks op. Als je hier niet weet dat het bijzonder is, loop je gewoon door. Aan de buitenkant is het een saai, strak gebouw, maar aan de binnenkant gaat er een wereld voor ons open. Deze kerk staat bekend als de mooiste kerk van Lissabon, maar schoonheid is betrekkelijk natuurlijk. Als je van goud houd is dit geweldig. Overal waar je kijkt zie je verguld houtsnijwerk. Het gehele plafond is recht maar het is zo beschilderd dat het rond lijkt. Deze kerk heeft een sobere structuur zonder dwarsschip en koorhek. De inrichting daarentegen is extreem weelderig. Het heeft acht zijkapellen, maar geen een is hetzelfde. De kerk werd gebouwd in de 2e helft van de 16de eeuw in opdracht van de jezuïeten. Naast de kerk is een museum over de kerk, maar dat slaan we over.
Daarna komen we bij ‘Museo Arqueológico do Carmo’. Wat een prachtige namen allemaal hè? Het pleintje ‘Largo Carmo’ doet me aan de Montmartre van Parijs denken. Schilders zijn in de weer met het vastleggen van taferelen. Mensen lopen in middeleeuwse klederdracht rond. Het museum is eigenlijk een kerk. Het vreemde is dat deze Gotische kerk uit 1423 niet in de gids staat, maar we vinden het wel een van de meest bijzondere gebouwen in de stad. Het grootste deel van het dak is weg gevaagd door de grote aardbeving op 1 november 1755. We wanen ons in een archeologische omgeving met muren, bogen, sarcofagen, beelden, ornamenten. In het overdekte gedeelte zien we twee ingedroogde lichamen van kinderen opgevouwen in een klein kistje met glas. Bizar, maar boeiend en uniek om te zien. Onder andere azulejos, boeken en een prachtige bouwstijl maken het beeld compleet.
Als we de kerk uitlopen worden we meteen gelokt door de ‘buren’. We zien mensen in en uit lopen en de toegang is gratis. Nieuwsgierig als we zijn belanden we bij de ‘Guarda Nacional Republicana’. Ha ha wat een humor, we zitten midden in het politiebureau. Buiten staan twee ‘guarda’s’ in een oud uniform en sabel op wacht. Binnen zien we 600 jaar historie van de politie. Ach, nu we toch binnen zijn kijken we maar even rond. We zien oude uniformen, auto’s, motoren in een mooi gebouw. Het balkon geeft prachtig uitzicht over de stad. De bekende ‘Elevador de Santa Justa’ ligt op een steenworp afstand en in de verte zien we ‘Castelo de São Jorge’, die beide nog op het programma staan.
Onze magen beginnen te knorren we lunchen eenvoudig maar wel warm op een terrasje. Via het bekende ‘Rossio’ plein met haar vele cafeetjes en restaurantjes gaan we de winkelstraat ‘Rua Aurea’ in. We nemen foto’s van ‘Elevador de Santa Justa’, maar laten het links liggen en gaan niet zoals zoveel toeristen met de 45 meter hoge lift omhoog om van het uitzicht te genieten. Via ‘Praca do Comércio’ lopen we naar de rivier de Taag. Uitgebreid nemen we een kijkje over de brede baai met bruggen en boten. We wandelen verder en duiken daarna van de ene kerk in de andere kerk. Alle kerken zijn in Portugal gratis toegankelijk en zo hoort het ook. De eerste kerk is de ‘Igreja da Conceicão Velha’ uit 1500 die meteen opvalt door zijn zeer imposante beeldbouwwerken bij de toegangsdeur. De tweede is ‘Igreja da Madalena’ uit de 12e eeuw. Daarna de beroemde ‘Igreja da Sé Patriacal’ uit de 12e eeuw die heel veel op de Notre Dame in Paris lijkt. Ook dit is een bijzondere kerk. Portugezen zijn een goed gelovig volk (geweest). De kerken hebben een grote rol gespeeld in de geschiedenis. Bijna alle kerken zijn mooi vanwege hun architectuur, beelden, ornamenten, versieringen en kunst. Kosten noch moeite zijn gespaard bij de bouw. Veel van die kerken zijn gebouwd in zeg maar de gouden eeuwen waarbij Portugal de wereld bevoer en rijke schatten mee naar Portugal nam.
Achter de kerk is nog een klooster en het is net of ze nu pas delen aan het blootleggen zijn. Ik zie archeologische afgravingen, graftombes, prachtige vervallen bijna ruïne achtige gangen. Het klooster is niet zo groot maar zeker de moeite waard voor een bezichtiging.
Dit was genoeg voor vandaag. We wandelen rustig terug en zoeken onderweg een restaurantje. Op een terras worden we vriendelijk geholpen. We krijgen de menukaart, maar als na 15 minuten nog steeds geen ober de bestelling komt opnemen, terwijl ze maar staan de kijken, besluiten we maar door te gaan. Vlakbij ons hotel vinden we een leuk lokaal restaurantje. Tenminste dat denk ik. Eenmaal binnen blijkt het toch vol te zitten met toeristen. Het eten is goed maar zeker niet geweldig. Een karaf wijn kost maar een paar euro. Doe er nog maar één. Proost.
Na al dat geslenter houden we het vandaag voor gezien. Truste.
Onze laatste dag alweer in Portugal. Vandaag gaan we verder met het afstrepen van de dingen die we willen bezichtigen. Eerst moeten we echter een ontbijtje zien te regelen, want dat is niet mogelijk in het hotel. We lopen amper 50 meter en om de hoek duiken we gelijk een pastelaria / snack-bar in. We bestellen wat tosti’s, thee en verse jus ‘d orange. We worden vriendelijk geholpen terwijl we op de TV de kroning van Willem-Alexander zien.
Ons eerste doel is ‘Castelo de São Jorge’ dat op loopafstand ligt maar wel boven op de hoogste berg van Lissabon.
Onderweg word ik aangesproken door een man die aan de hand van de letters “NEW Z….” op mijn T-shirt herkent, dat ik in Nieuw Zeeland ben geweest. Best knap, want de rest van de letters is niet zichtbaar vanwege mijn jack. We kletsen wat, voornamelijk over vakanties en de Pelgrimsroute naar Santiago de Compostella over een afstand van 1000 km, die de man heeft gemaakt. Ik vertel hem mijn verhaal over de rondreis door Nieuw Zeeland op twee Harley’s. We hebben het beide over onze Harley’s. Het sterke van het verhaal is dat we allebei precies dezelfde Fatboy Special hebben met dezelfde kleur en uitlaat e.d. Zo, dat is sterk. Wat een toeval. Ik was in zijn land en nu is hij in ons Europa.
We wandelen verder via de Avenida da Liberdade, Praca dos Restauradores en Rossio. We fotograferen de beelden die op de pleinen staan. Er zijn geen auto’s te zien op de weg. Vandaag is er een hardloopwedstrijd in het centrum. Een paar keer moeten we de grote groep renners doorkruisen. Via veel kleine steile steegjes beginnen we aan de tocht naar het kasteel. We zijn niet de enige die dat doen, maar eenmaal bovenaan zien we dat diverse ‘luie’ mensen een taxi hebben gepakt. Nou zeg! Een grote tegenvaller is echter dat het kasteel dicht is vanwege een feestdag. Dat vinden we erg jammer, want het kasteel staat hoog op de lijst van bezienswaardigheden in Lissabon. Het kasteel uit de 12e eeuw bood onder andere bescherming tegen de strijd van de Mooren. Oké, jammer dan, we komen (moeten) nog een keer terug.
Via de andere kant van de berg proberen we af te dalen en dat lukt aardig. Door de bebouwing is het moeilijk oriënteren waar je bent. Zeker omdat de wegen nogal slingeren. In de verte zie ik ons volgende doel, ‘Paróquia de São Vicente de Fora’ – wat een namen hè -, waar we voor getipt zijn via een (pen)vriendin van Marion. Uiteindelijk komen we uit bij ‘Igreja da Graca’. Wederom een prachtige kerk, maar ik kom er eigenlijk pas te laat achter dat we in het verkeerde gebouw zaten. Haha. Geeft niet, we gaan gewoon een keer terug.
We slenteren terug in de richting van de Taag waar we de tram pakken richting Belém. Eerst nemen we even een kijkje bij Padrão dos Descobrimentos. Dit is een monument ter ere van de Portugese ontdekkingsreizigers die in de 15e en 16e eeuw de wereld hebben verkend. Het bouwwerk is 52 meter hoog en heeft de vorm van een schip met gebolde zeilen. Op de voorplecht staan 33 prominenten uit de Portugese geschiedenis. Het originele monument is in 1960 herbouwd ter gelegenheid van de 500e sterfdag van Hendrik de Zeevaarder, de inspirator van de Portugese ontdekkingsreizen.
(Torre de) Belém is een prachtig en uniek gebouw in laat gotische Manuelstijl. Het is het enige bouwwerk dat origineel in Manuelstijl is uitgevoerd. Alle andere gebouwen in deze stijl waren oorspronkelijk gebouwd in Gotische stijl en later verbouwd. Het wordt daarom beschouwd als een der voornaamste werken in deze stijl en het is een van de voornaamste bezienswaardigheden van Lissabon. De Toren van Belém werd in 1910 uitgeroepen tot nationaal monument en in 1983 werd het samen met het nabijgelegen Hiëremonietenklooster uitgeroepen door de UNESCO tot werelderfgoed.
De Toren van Belém uit de 16de eeuw werd enerzijds opgericht als ceremoniële toegangspoort tot Lissabon en anderzijds als onderdeel van het verdedigingssysteem voor de Taag en het nabijgelegen klooster.
Het hiëremonietenklooster ‘Mosteiro dos Jerónimos’ ligt op een steenworp van Belém. Het klooster is niet open voor publiek, maar de kerk wel. We zien veel toeristen hier. Ja, wat kunnen we nog zeggen van de kerk. Prachtig, maar dat zijn ze bijna allemaal. Je ziet wel wat verschillende stijlen in de kerken. Kerken in de dezelfde bouwstijl komen echter wel veel overeen met elkaar. Deze kerk is echter toch net weer iets anders en unieker. Het plafond van de kerk met zijn gebogen welven doet me denken aan de Segrada Familia in Barcelona. Het is net de onderkant van een boom. We nemen uitgebreid een kijkje in de kerk, maar zijn er eigenlijk zo weer uit. Nee, dan stak het klooster in Tomar waar we 3 uur hebben rondgelopen er wel met kop en schouders boven uit.
Na de lunch gaan we met de bus terug richting het centrum. We hebben blijkbaar niet de juiste bus naar het centrum en ergens onderweg springen we er uit. Op mijn ingebouwde kompas loop ik naar het centrum. Marion begrijpt er niets van. Hoe weet hij nou de weg? We lopen nu dwars door ‘Bairro Alto’ – de oude wijk van de stad. Sommige straten zijn een beetje louche. We buigen af naar het noorden richting het hotel. Onderweg dineren we bij een ‘voetbal-restaurant’. De zaak hangt vol met sjaaltjes van voetbal clubs, ook uit Nederland. In het aquarium zwemt een slang, tenminste zo noemt Marion het. De paling ligt stil maar een beetje te wachten totdat hij op een bord verschijnt… We zijn vroeg en het is nog rustig. Het eten smaakt prima.
Heeeeel vroeg in de ochtend, zeg maar om 4:30 uur gaat de wekker. Een taxi brengt ons naar het vliegveld en daarmee eindigt weer een fantastische reis. Als ik weken later de laatste hand leg aan dit verslag realiseer ik me hoe vaak ik aan Portugal terug heb gedacht. Het was de mooiste vakantie in Portugal tot nu toe, als ik tenminste voor mijzelf mag spreken. En dat mag ik, want ik ben de schrijver, hèhè. Ik heb vooral erg genoten van de dagen in Lissabon. Nou, tot volgend jaar. Misschien gaan we dan voor de verandering wel in het najaar.