In Ierland wordt de toerist overweldigd door de talloze verschillende tinten groen. Je zou het Fifty Shades of Green kunnen noemen, maar dan anders. Mede door de frequente regen groeit en bloeit de vegetatie optimaal. Blauw is de tweede opvallende kleur. Diep blauw is de hemel, als er tenminste geen wolken zijn. De talrijke meren met hun blauwe tinten aan de onderzijde van de horizon zijn een weerspiegeling van de hemel. De derde kleur is grijs. Het gesteente, de kliffen en enorme rotslandschappen zijn grijs, maar ook de vele muurtjes in de landschappen die gebouwd zijn met grijze leisteenachtige keien. Wanneer het weer omslaat, worden de zee, de lucht en het landschap zo grijs als het gesteente op de grond en lijkt de omgeving één grote grijze massa die alleen opgefleurd wordt door een verkeersbord. Ierland verandert in Fifty Shades of Grey! Komt men in de buurt van de bewoonde wereld dan wordt het oog opgeschrikt door fel geschilderde gevels van huisjes en winkeltjes. Fel geel, rood, oranje of paars, geen enkele kleur is te bond. Mensen laten hun fantasie de vrijeloop wanneer ze hun huizen schilderen. De felle kleuren zijn de tegenhanger van het sombere klimaat. Aan de kleurrijke gevels hangen evenzo kleurrijke bloembakken. Ieren hebben leren omgaan met het weerbarstig klimaat en het vermogen om met humor de tegenslagen onder ogen te zien. Elkaar helpen en vriendelijk naar elkaar zijn, dat zijn de Ieren. Welkom in Ierland, of Fáilte go hÉirinn zoals de Ieren in het Keltisch zeggen.
De komende drie weken verblijven we in Ierland. Het is 12 jaar geleden dat ik ongeveer dezelfde route heb gereden, maar toen met de motor in een veel kortere tijd. Een reflreshment is meer dan welkom. Voor het eerst in mijn leven rijd ik in een auto met een rechts stuur. Als we wegrijden bij de car rental wil mijn vriendin prompt aan de verkeerde kant van de auto instappen. Proest! Het rijden gaat eigenlijk zo makkelijk als ik had gedacht. Het went snel. Het valt me meteen op dat alle verkeersborden tweetalig weergegeven zijn; in het Engels en het Keltisch. Dat maakt het voor mij wat lastiger, want ik hoef eigenlijk maar de helft van de tekst te lezen. Maar welke helft? De Keltische tekst verwart alleen maar. Het Keltisch lijkt totaal niet op Engels, geen enkel woord is te herkennen. De Ieren zijn trots op hun Keltische taal, ondanks dat slechts een klein gedeelte van de inwoners de taal spreekt. Het is iets wat hun onderscheid van de Engelsen. Over onderscheid gesproken tussen Engeland en Ierland. Beide landen hebben erg veel overeenkomsten, maar ik weet zeker als je dit aan de Britten of de Ieren vraagt, dat ze zullen antwoorden dat ze heel verschillend zijn. Persoonlijk denk ik dat de Ieren meer op de Schotten lijken dan op de Engelsen. Feit is dat het beide eilanden zijn, die misschien wel letterlijk van Europa afgedreven zijn en daardoor niet zo Europees (minded) zijn. Dat geldt zeker voor de Britten na de Brexit, maar voor de Ieren geldt dat weer minder. Zij hebben euro’s, kilometers i.p.v. mijlen en ze horen bij de EU.
Ierland is ongeveer anderhalf keer zo groot als Nederland en toch telt het maar 5 miljoen inwoners. Hieruit blijkt dat het een dunbevolkt land is en dat merk je erg goed als je door de binnenlanden rijdt. Je ziet veel natuur en de dorpjes zijn klein.
(Links) rijden is nog een hele kunst in Ierland. Als je “MOLS” op je weghelft ziet staan, moet je zo snel mogelijk van rijbaan verwisselen, want dan rijd je rechts i.p.v. links! De B-wegen zijn erg smal, vol bochten en hoogteverschillen. Hoewel het aantal gaten en scheuren in het wegdek nog wel meevalt, zijn de B-wegen bijna nergens vlak. Regelmatig wordt je heen en weer geslingerd in je eigen auto door de vele zonken en bulten. Het wordt pas echt spannend met tegenliggers in blinde bochten. Vooral als er een bus de hoek om komt zeilen. De maximale snelheid op deze gevaarlijke wegen is 80 km/u en soms zelfs 100 km/u. Het is ongelooflijk hard. In de meeste situaties zijn deze snelheden niet eens te halen zonder zelfmoordpogingen! Op deze 100 km/u wegen zijn zelfs haakse inritten van woonhuizen. Je zal maar in de drukte vanuit stilstand moeten invoegen als bewoner. In sommige dorpjes mag je met 80 km/u doorheen rijden. Dit is in Nederland ondenkbaar.
We rijden een rondje tegen de klok in door Ierland. We beginnen ten noorden van Dublin. Steken dan over naar de westkust. Maken een ronde door Connemara. Zakken dan via de westkust naar befaamde ‘Rings’. Een stukje zuidkust en dan via Cork weer schuin omhoog naar Dublin.
Onze eerste overnachting is in Dalys Inn in het dorpje Donore boven Dublin. Het dorpje kent maar twee straten. Het hotel is tevens pub en restaurant. We slapen dus boven de kroeg. Het hotel is gedateerd, maar het is een prima uitvalsbasis voor het vliegveld van Dublin.
De eerste bezienswaardigheden op onze trip zijn de grafheuvels in de Boyne Valley. Op de zacht glooiende, groene heuvels bouwden families uit de steentijd omstreeks 3300-2900 v.Chr. paleizen voor de doden. Bezichtiging van de grafheuvels, die op de Unesco Werelderfgoedlijst staan, is alleen mogelijk via het bezoekerscentrum waarvandaan bussen rijden naar Knowth en Newgrange. Eerst bezoeken we Knowth. De gids vertelt zeer gedetailleerd over de oude grafheuvels die geheel gerenoveerd zijn en op diverse plaatsen versterkt zijn met beton. Om de deels gereconstrueerde grafheuvel liggen 19 satellietgraven. In de grootste grafheuvel is alleen een kleine kamer te betreden en de gangen naar het midden van de heuvel zijn afgesloten voor publiek. Om de heuvel liggen enorme grote stenen die voorzien zijn van megalithische kunst. De kunstuitingen zijn abstract en bestaan veelal uit geometrische figuren zoals concentrische cirkels en spiralen. De meeste figuren hebben een oneindige vorm, die symbool staan voor het eeuwige leven. Ze zijn net zo geheimzinnig als de cultuur waaruit ze voortkomen. De figuurtjes worden nu gebruikt op souvenirs en sieraden als symbool voor Ierland.
De grafheuvel van Newgrange met een doorsnede van 80 meter is misschien wel het beroemdste megalithische graf ter wereld. Het is zelfs ouder dan de piramiden in Egypte. Het graf is door geen enkele bezetter geschonden tot het in 1699 werd herontdekt en in de jaren 1960 is het pas uitgegraven. In tegenstelling tot de andere grafheuvels heeft deze grafheuvel een stralende, halfronde gevel van witte stenen en waarin symmetrisch zwarte granieten bollen zijn verwerkt. Een 19 meter lange, smalle gang leidt naar de grafkamer. De gang wordt steeds smaller tot je zelfs zijwaarts en gehurkt moet lopen. Het is de nachtmerrie voor mensen met claustrofobie. De centrale grafkamer is zes meter hoog en het gewelf is geheel zonder mortel met grote keien dicht gestapeld en ook nog eens geheel waterdicht. Aan weerszijden van de grafkamer zijn in totaal drie kleine zijkamers, zodat een klavervormige indeling is ontstaat. In de zijkamers staan grote, uit steen gesneden schalen, waarin sporen van as en beenderen zijn aangetroffen. Over de grafheuvels zijn veel raadsels, die nooit meer opgelost zullen worden, waardoor er een mysterieuze sfeer heerst. De ingang van grafheuvels is zodanig en uniek gelegen dat er tussen 14 en 28 december slechts 17 minuten lang een zonnestraal binnentreedt tot in de grafkamer als de zon op haar laagste punt staat. Dit was de mensen uit de stenentijd het teken dat de winter begon. Het is het oudste zonneobservatorium ter wereld. Er over nadenkend is het bijzonder knap dat de mens 5000 jaar geleden al in staat was een dergelijk groot en complex bouwwerk te maken. De gids simuleert het bijzondere verschijnsel met kunstmatig licht. Eerst wordt het kunstlicht uitgeschakeld. Het is letterlijk aardedonker. Dan wordt met een schijnwerper het invallend licht van de zon nagebootst. Je houdt je adem even in er ervaart dit unieke verschijnsel.
Newgrange en Knowth zijn maar een deel van het prehistorische Brú na Bóinne, dat bestaat uit meer dan 50 andere monumenten: kringen van houten palen, complexen van aarden wallen en andere ganggraven.
Bij het Newgrange visitor centre kopen we een Heritage Card. Het kost pp 40 euro en geeft je toegang tot een heleboel heritage sites van Ierland. Die kaart gaan we waarschijnlijk dik terug verdienen, want een heleboel van de sites staan op ons programma.
Bijna al onze overnachtingen zijn bij B&B’s. Ierland kent er duizenden. We verkiezen er voor om ze telkens één dag vooruit te boeken via Booking.com. Met de app gaat dat heel makkelijk. Dat scheelt een hoop zoekwerk ter plaatse en zoektijd die we liever ergens anders aan willen besteden.
We overnachten in Athboy bij een B&B midden in een woonwijk. Het dorpje stelt niet veel voor maar fungeert prima als je op doorreis bent. Het B&B is uitstekend.
Het Trim kasteel ligt in het leuke stadje Trim, waar het niet verkeerd is om een middag te verblijven. Het heeft een van de bekoorlijkste marktplaatsen van de Midlands. Het kasteel is oorspronkelijk gebouwd in de 12de eeuw door een Normandische ridder en het was een van de grootste kastelen van Ierland. Een ruïne, enkele poortgebouwen en een kasteelmuur is alles wat rest van wat ooit een imposant kasteel moet zijn geweest. De ruïne is alleen met een gids te bezichtigen. Een van de kamers is ooit het decor geweest van de bekende film Braveheart uit 1995 met Mel Gibson in de hoofdrol. Het geeft me een raar gevoel als ik in dezelfde raamopening sta waar deze wereldberoemde acteur ook ooit heeft gestaan.
In Tullamore bezoeken we de gelijknamige whiskey distillery dat een van de grootste en bekendste is van Ierland. Het bezoekerscentrum ligt in het drukke hart van het centrum waar zich ooit de distillery bevond. Tegenwoordig bevindt een nieuwe distillery zich buiten de stad. In het bezoekerscentrum zijn de gebruikelijke voorwerpen te koop. Op de eerste plaats natuurlijk whiskey maar ook kleding, glaswerk en van alles en nog wat. Grenzend aan de store is een café waar je gezellige kunt naborrelen. Helaas komt het ons even niet goed uit om de tour te volgen, maar wat in het (whiskey)vat zit verzuurt niet. Er komen nog meer kansen…
De topattractie van Birr is het kasteel en de gardens. Omdat het kasteel wordt bewoond, is het helaas niet te bezichtigen, maar de aangrenzende tuin is uniek in zijn soort en die is gelukkig wel te bezichtigen. De tuin kenmerkt zich door grote variatie in flora. We zien onder andere vijvers, een rivier, sequoiabomen, bloemen, grasvelden, wandellaantjes, een kas met bloemen en kunst. De tuin is zowel wild als wel goed onderhouden en is daardoor perfect in balans. Zelden heb ik zo’n mooie en grote tuin gezien. Heerlijk om te wandelen.
Onze derde overnachting is in een B&B in Shannonbridge. Het kleine maar gezellige dorpje is gelegen aan de rivier de Shannon. Het B&B is wederom een voltreffer. De vloeren en het bed kraken behoorlijk, maar dat schijnt normaal te zijn in Ierland. Net als de deuren die nergens goed sluiten.
Vlakbij Shannonbridge ligt het Clonmacnoise klooster. Het is een van de meest unieke kloosterruïnes van Ierland. Hele bussen met toeristen stoppen hier. Het klooster is in 545-548 gesticht aan de rivier de Shannon. Clonmacnoise lag op een kruispunt van middeleeuwse wegen naar alle delen van het land. Veel koningen van Tara en Connaught liggen er begraven. Het klooster bestaat uit een groot ommuurd complex met diverse kerkjes. Het meest opvallende zijn de grafstenen die zich overal op het terrein bevinden. Het is eigenlijk één groot kerkhof met de ruïnes van kerkjes. Bijzonder zijn de zogenaamde ‘hoogkruizen’, het zijn Ierse kruizen, meestal van steen, versierd met afbeeldingen en symbolen. Een aantal replica’s van deze imposante kruizen staan in het museum opgesteld.
In het kleine plaatsje Roscommon bezoeken we de ruïne van het kasteel uit 1269. Aan de contouren van de muren is te zien dat het ooit groot moet zijn geweest. Wat rest zijn delen van muren en torens. Veel muren zijn compleet verdwenen. Wat het mooist is aan dergelijke ruïnes, is de sfeer die er heerst. Je fantasie de vrije loop laten en dromen over de tijden van ridders en jonkvrouwen en wat dies meer zij.
We strijken neer in de stad Galway in het westen van Ierland waar we twee dagen zullen blijven. De stad telt circa 80.000 inwoners en is voor Ierse begrippen een grote stad. Galway is een prima uitvalsbasis voor de prachtige streken als Connemara en het Burren National Park. We hebben via Airbnb een appartement gehuurd aan de haven in het midden van het centrum, een prima locatie om de stad te verkennen. In de haven voor ons ligt een prachtig en peperduur zeilschip van wel 30 meter en twee masten. Het is zondag en het is extreem druk in de historische stad. Galway is een unieke stad. Het oude centrum kenmerkt zich door prachtige gevels van winkels, pubs en restaurants die in felle en contrasterende kleuren zijn geschilderd en met bloembakken, geschilderde sierlijsten, houtenpanelen en reclameborden zijn gedecoreerd. Het is iets wat alleen de Engelsen… euh de Ieren ook, alleen zó kunnen vormgeven. In het centrum zie je veel straatmuzikanten, tapdanseressen en artiesten. En dat is nou precies wat de stad zo gezellig maakt. Naast de horeca natuurlijk, want dat is er ook volop. En niet te vergeten souvenirwinkels. In de Ierse souvenirwinkels zie je honderden verschillende voorwerpen. De typische Ierse souvenirs zoals Ierse wollen truien gaan als zoete broodjes over de toonbank. Maar toch is er niet zoveel in Galway te doen. Er zijn wel een paar musea en festivals, maar het eenvoudige straatleven blijft het hoogtepunt.
De hele dag door kwetteren de zeemeeuwen ook vroeg in de ochtend als je wakker wordt. Voor de een is het misschien irritant maar persoonlijk vind ik het heerlijk en rustgevend om aan te horen vanuit je bed.
Toeval of niet maar precies als we in Galway zijn heeft Ed Sheeran een liedje over een meisje uit Galway. De clip geeft een leuk beeld van de pubs in Galway.
Van Galway vertrekken we naar Westport in het noorden van Connemara. Het is een verbindingsweg en de echte schoonheid van Connemara laat nog even op zich wachten. Onze eerste stop is bij het Ross Errilly Abbey. Het is een oude ruïne in de middle of knowwhere. Het is goed dat ik dit soort locaties allemaal voorbereid heb. Dit vind je niet spontaan. Het is een doolhof aan ruimtes in de ruïne. Zoals bijna altijd bij een ruïne zijn de daken van de gebouwen compleet verdwenen. Wat rest zijn dikke muren uit het 16de eeuws klooster. In de kapel liggen diverse oorspronkelijke grafstenen waarvan veel uit de 18de eeuw zijn. Met wat fantasie zie je oude monniken in bruine pijen door de gangen van het klooster lopen op weg naar de kapel. De geesten dwalen nog steeds door de gangen. Het is vooral de sfeer die er heerst, die het zo mooi maakt.
We hebben een koffiestop in het toeristische Westport. Het is een prachtig stadje met veel gekleurde huizen, bloemen, horeca en souvenirwinkels. Het is er prima vertoeven en een goede plek om een tijdje te verblijven.
Daarna duiken we de verlaten wegen in van Connemara. Het is een van de hoogtepunten van Ierland waar de natuur ongelooflijk mooi is. Het liefst wil ik iedere 200 meter stoppen om foto’s te maken. Uit de auto, om je heen kijken en genieten. Connemara is een verlaten streek die nog ongelooflijk puur is. Alle groentinten die er bestaan zijn er te vinden. Bergen, meren, watervallen, bloemen, bomen en struiken, in één woord gewéldig. Schapen lopen onverstoord over de weg, uitkijken dus. Helaas is er verder niet veel flora te bekennen, maar dat geldt eigenlijk voor heel Ierland. In ieder geval schijnbaar voor mij als toerist.
We onderbreken de route voor een bezoek aan ‘Kylemore Abbey & Victorian Walled Garden’ net boven Clifden. Het is een uitgestrekt gebied waar je heerlijk kunt wandelen. In de Victoriaanse tuin is een grote diversiteit aan fauna te bezichtigen. Niet alleen bloemen maar ook groente en fruit. Perkjes, hagen, bomen, laantjes, grasvelden; alles ligt er zeer verzorgd bij. Met het zonnetje erbij is het heerlijk genieten. In de abdij zijn diverse stijlkamers te bezichtigen. Die nonnen hadden het nog niet zo slecht vroeger. Ze leefden in luxe in een extreem vreedzaam, rustig en wonderschoon natuurgebied.
In Clifden vinden we een prachtig B&B. Het mooiste en beste tot nu toe. We boeken zelfs een extra nacht. Vanuit onze kamer kijken we zo in het natuurgebied van Connemara. Een uitzicht als een ansichtkaart.
Ierland staat bekend om zijn pubs, maar toch is het publeven niet meer zoals vroeger. In de supermarkt is bier goedkoper dan in de pub. Voor de armen Ieren is dan de keuze niet moeilijk. Vroeger zag je hele gezinnen in de pub. De overheid heeft dat sterk ontmoedigd. Educatief gezien is het niet goed als kinderen zien hoe hun ouders dronken worden. Een slechter voorbeeld kunnen ze niet hebben. De meeste pubs hebben prachtige interieurs met veel tierelantijntjes; schilderijtjes, foto’s, posters, tekstbordjes en andere snuisterijen. Pubs zijn meestal bruin zoals bij ons de bruine kroeg. De sfeer is uniek, gezellig en uitnodigend. Dat is de reden waarom we erg graag komen. Veel pubs serveren voedsel, pubfood. Denk niet dat dit alleen kleine en kwalitatief minder goede hapjes zijn. In een pub kan het eten net zo goed en uitgebreid zijn als in een restaurant en dat meestal voor minder geld. Er is vaak livemuziek, maar helaas begint dat meestal pas om 21:30 uur. Dan zijn wij allang klaar met eten en onderweg naar huis. Vandaag hebben we mazzel, er is muziek vroeg in de avond. Twee oude knarren op een gitaar en banjo spelen lekkere Ierse muziek. De oudste blijkt zelfs 83 jaar te zijn. Er zijn wat jonge meisjes van ca. 5 en 8 jaar die spontaan om te beurt een Iers dansje maken. Een oude man reageert op zijn beurt en geeft tot grote vreugde van het publiek eveneens een danssolo. Een volwassen Ierse vrouw volgt en danst op blote voeten bijna net zo mooi als bij de Deep River Dance. Dit is Ierland op zijn best. We vermaken ons maximaal. Maar toch is het ook wel een beetje vreemd. 80% van de gasten in de pub bestaat uit toeristen. Ik zie Fransen, Duitsers en Engelsen. De Ierse pub traditie wordt soms overeind gehouden door het toerisme. Zonder de toeristen zouden pub’s bijna leeg zijn. Als de toeristen weg zijn, hebben de pubs het minder breed. Echte Ieren vermijden de populaire pubs waar hoofdzakelijk toeristen komen, maar in de minder toeristische gebieden kun je nog steeds een volle pub met Ieren treffen. De kans dat je dan in gesprek komt met een leuke Ier is veel groter.
Ten noorden van Clifden ligt het Connemara National Park. Het is populair gebied voor wandelaars. In het park kunnen je kiezen uit drie wandelroutes variërend van kort/beginners/vlak tot lang/extreem/hoog. Wij lopen de middelste route die drie kilometer is. Het weer is wat grauw maar de vergezichten zijn desondanks schitterend mooi.
We vervolgen onze route richting Ennistymon. Maar eerst bezoeken we nog twee kastelen. De eerste is het Aughnaure Castle. We zien resten van een ommuring, poortgebouwen en een hoofdgebouw. De kasteelruïne is niet echt heel interessant. Misschien hebben we al genoeg van dit soort kastelen gezien. Veel kastelen hebben overeenkomsten. Bij de tweede kasteelruïne in Dunguaire is het net even anders. Dit kasteel ligt in het mooie vissersdorpje Kinvara. Om het kasteel uit de 16de eeuw ligt een middeleeuwse aarden wal. De ommuring en de kasteeltoren zijn nog helemaal in tact.
We rijden door naar de wereldberoemde Cliffs of Moher, maar het weer is gekeerd en het water komt met bakken uit de lucht. Dit hoort bij Ierland. We besluiten niet naar de kliffen te gaan.
De volgende dag is het weer gelukkig een stuk beter en gaan we opnieuw naar de Cliffs of Moher. Zelfs in de ochtend is het al druk. Er staan al tientallen bussen. Met een miljoen bezoekers per jaar behoort het tot de meest populaire bezienswaardigheden van Ierland. De Cliffs of Moher behoren tot de hoogste kliffen van de wereld. Het hoogste punt rijst 214 recht omhoog uit de zee. Met een lengte van 8 km is het adembenemend mooi. De rotsen bestaan uit lagen zwarte schalie en zandsteen. Bovenop de kliffen liggen zandpaden die gevaarlijk dicht bij de randen lopen. Op sommige plekken is de afstand tot de rand niet meer dan enkele meters en kan het pad nat en glibberig zijn. Maar dit weerhoudt de honderden mensen niet om er over te wandelen. Sommige waaghalzen begeven zich nog dichter bij de rand om foto’s te maken. Griezelig eng soms. Het uitzicht op de kliffen is magnifiek. Mocht je ooit ‘mooie’ suïcidale neigingen hebben dan zijn de Cliffs of Moher een prachtige locatie…
Ten oosten van deze kliffen ligt het Burren National Park. Het meest kenmerkende van dit gebied zijn de rotsige plateau’s. Door ijsvorming, wind en regen zijn 300 miljoen jaar geleden in het kalksteen diepe spleten ontstaan, die ‘grykes’ worden genoemd, waar unieke vegetatie groeit. Het gebied ziet er uit als een kaal plateau waar ontelbaar veel rosten zijn neergelegd. Het is een bijzondere natuurverschijning. In dit park ligt de Poulnabrone Dolmen. In deze 5000 oude tempel begroeven de toenmalige bewoners hun doden. De tempel lijkt nog het meest op een enorme stenen tafel opgebouwd uit circa vier pijlers en een schuin hellend blad. Het is extreem uniek dat dit monument na 5000 jaar nog steeds overeind staat. Ondanks zijn eenvoud trekt het toch busladingen met toeristen.
Bijna alle wegen aan de westkust van Ierland zijn prachtige wegen met schitterende panorama’s. De wegen slingeren als een lint langs de kust en zijn opgenomen in de zogenaamde ‘Wild Atlantic Way’. Langs de hele kust staan borden die je naar de route leiden. De borden zijn te herkennen aan een blauwe kleur met een witte golf er doorheen. Het is een aanrader als je alle tijd hebt en wil genieten van het prachtige landschap. Maar pas wel op voor fietsers, want die kunnen zo maar opduiken achter een blinde bocht.
Typerend voor Ierland zijn de muurtjes in het landschap. Je ziet ze op heel veel plaatsen. Voor de muurtjes wordt geen mortel gebruikt. De grote stenen worden vakkundig gestapeld zonder dat ze omvallen.
We vertrekken uit het mooie dorpje Ennistymon waar we twee nachten verbleven. We rijden langs de kustweg naar Killimer waar we de ferry pakken naar Tarbert in het graafschap Kerry. Het landschap is beduidend anders maar de verschillen laten zicht lastig omschrijven. Onderweg hebben we prachtige panorama’s van weidse en open natuur. Op een uitgestrekte helling zien we de omzomingen van akkers met muurtjes. Elke akker heeft zijn eigen kleur waardoor het op één grote lappendeken lijkt. Prachtig.
Onderweg stoppen we bij het Carrigafoyle Castle uit de 15de eeuw. Het kasteel is niet meer dan half ingestorte toren die nog steeds te beklimmen is. De eenvoudige toren ligt idyllisch in het landschap aan de monding van de Shannon rivier, waardoor het toch de moeite waard is voor een kort bezoek.
In Ardfert bezoeken we de Cathedral, of beter gezegd de ruïne van de Cathedral uit de 12de eeuw. Het zuidtransept, waar een expositie is ondergebracht, is nog altijd in tact. Rondom de eenvoudige muurrestanten van de kerk ligt een kerkhof met zeer oude graven en mausolea. De sfeer op het kerkhof is het unieke op het complex. Het is moeilijk te beschrijven hoe dat precies voelt, maar geloof me; het doet je wat.
In het stadje Killorglin zullen we drie nachten verblijven. We hebben een B&B gevonden dat naar de naam O’Grady Bar and B&B luistert. Het B&B bevindt zich dus boven een bar. Naar mijn mening had het dan ook beter B&B&B genoemd moeten worden. Beer en bed en breakfast…
We zitten nu in het meest toeristische en misschien ook wel mooiste, drukste en duurste deel van Ierland. We hebben bewust voor een klein stadje gekozen en niet voor Killarney. Killarney is de aller drukste, bekendste en meest toeristische stad van het westen en dat trekt ons nou net niet. Geef ons maar iets kleiner en knusser.
De komende dagen staan de ‘Ringen’ op ons programma. Als eerste rijden we de Ring of Dingle, de noordelijkste van de vier schiereilanden aan de westkust. Het schiereiland heeft naast Dingle weinig andere grote plaatsen waardoor je bijna overal het gevoel krijgt in een dunbevolkt gebied te rijden. Dingle zelf is een leuk maar wel toeristisch stadje, dat zeker de moeite waard is voor een bezoek. Het is er erg druk omdat al het verkeer door deze stad moet. Wij richten ons echter op de schitterende natuur van het schiereiland. De eerste voltreffer is de Conor Pass. Deze pas is verboden voor bussen en vrachtwagens. De weg wordt naar mate je hoger komt steeds smaller en smaller tot een enkelvoudige rijbaan overblijft. Tegenliggers moet je laten passeren op zogenaamde passing places waar de weg wat breder is. Het uitzicht op de top van de pas is werkelijk magnifiek mooi. We rijden helemaal door naar het meest westelijke punt van het schiereiland. Ook hier is het druk met toeristen die willen genieten van de allermooiste panorama’s. Badgasten nemen een duik in de zee, maar wij houden liever onze voeten droog en persen ons door het drukke verkeer terug naar het oosten. Het is onvoorstelbaar dat bussen door deze smalle en bochtige wegen weten te wurmen. Knap staaltje stuurmanskunst. Deze wegen zijn helemaal niet gemaakt voor zo’n grote verkeersdrukte.
De Ring of Kerry volgt. Wederom rijden we de ronde tegen de klok in. Het noordelijk deel van de route is misschien wat minder mooi. Kleine dorpjes onderbreken de route door de natuur. In het westelijk deel kun je naar behoefte aanvullend de Ring of Skellig rijden. Nu wordt het pas echt leuk. De wegen zijn zo smal dat bussen hier niet meer komen. Fijn, hebben we daar tenminste geen last van. We stoppen in het vreedzame pittoreske dorpje Portmagee. Het is een prachtig vissersdorpje waar het best een tijdje vol te houden is. Er is een brugverbinding naar het Valentia Island, maar dit eiland bezoeken we niet. We rijden verder over de Skellig Ring. Per toeval ontdekken we de Skellig Cliffs. Hier heb ik niets over gelezen in de reisboeken. Het grote verschil met de Cliffs of Moher is dat de kliffen van Skellig niet zo recht zijn, maar desondanks zijn ze wel super mooi. Ze zijn ook veel minder toeristisch. Ik vind ze zelfs mooier dan in Moher. De hele omgeving – waar je ook kijkt – is onvoorstelbaar mooi. Zoals in veel delen van Ierland zijn de wegen niet breder dan drie meter. Passeren van tegenliggers is dan alleen mogelijk om speciale plaatsen waar de weg iets breder is. Het is telkens opletten en elkaar de ruimte geven. In de praktijk valt dat reuze mee, omdat een van beide meestal wel netjes blijft wachten op een inhaalplek. De vergezichten zijn schitterend. De kustlijn is ruw en ruig. We komen weer op de Ring of Kerry en stoppen bij het Staigue Stone Fort. Het ligt in een verlaten dal en dateert uit de ijzertijd. Het fort bestaat uit een ronde muur van vier meter hoog en twee meter breed met een doorsnede van 30 meter. Alle stenen – die er uitzien als grote leistenen – zijn zonder mortel aangebracht. Na 3000 jaar zijn ze nog steeds sterk genoeg om de toeristen te dragen die op de ronde muur klauteren en lopen. Het zuidelijk gedeelte van het Kerry schiereiland is één groot natuurwonder, zo mooi. De ene naar de andere mooie panorama volgt. Ik blijf er fotograferen. Het zonnetje verlicht de valleien zodat het groen van de natuur wonderschoon is. Desondanks drijven witte grote wolken aan de hemel, waardoor zowel de aarde als wel de hemel prachtig tot zijn recht komen. Dit is echt het allermooiste deel van Ierland. De Ring slingert zich onophoudelijk door het landschap waardoor het heerlijk rijden is. Het ene naar het andere ‘viewing point’ volgt. Telkens weer stoppen, de auto parkeren, uitstappen, camera pakken en foto’s maken. Dat is de Ring of Kerry. Fantastisch mooi. Het is bijna geen bebouwing aan deze zuidring. Een pas volgt. We klimmen en dalen. Haarspeldbochten. De bermen zijn regelmatig één grote bloemenzee. De wilde bloemen vormen samen een uniek kleuren palet. Monet zou het graag schilderen. Dit is paradijs. In het oosten gaat het wonder naadloos over in het Killarney National Park met zijn grote meren. Alsof het niet op kan. God was in een goede bui toen hij dit geschapen heeft! De Ring of Kerry is ongeveer 200 kilometer lang en het duurt ongeveer een hele dag om de route af te leggen.
De Ring of Beara is de laatste die we rijden. Het weer is licht tot zwaar bevolkt waardoor de natuur niet zo mooi tot zijn recht komt als gisteren. Het schiereiland Beara is ten opzichte van de vorige twee veel ruiger. Op het schiereiland zijn geen grote plaatsen. Er zijn er sowieso niet veel. We rijden door enkele dorpjes en die zijn haast allemaal mooi zijn met veel gekleurde gevels van huizen. Ook hier geldt dat het meest indrukwekkende deel in het westen van het schiereiland ligt. Met een slakkengang kronkelen we door de zeer smalle, steile en bochtige wegen. Een waar genot om je stuurmanskunst te tonen, maar bij iedere bocht hoop ik toch weer dat er geen tegenligger aankomt. We stoppen wat minder om foto’s te maken. Er zijn ook minder view points, maar dat neemt niet weg dat Beara veel onderdoet voor Dingle en Kerry. De naamsbekendheid is een stuk minder en er zijn minder toeristen. Bussen hebben we helemaal niet gezien.
Ten zuidwesten van Killarney ligt het Killarney National Park. De grote meren Muckross Lake en Lover Lake liggen vormen tezamen met het gebergte dat tot een hoogte reikt van 832 meter een prachtig natuurgebied. Het gebied was al eeuwen geleden een populair gebied. Het Ross Castle, Muckross Abbey, Muckross House & Gardens vonden hun plaats aan de rand van de meren.
We bezoeken de Muckross House & Gardens. De enorm grote tuinen zijn gratis toegankelijk. Wederom is het een prachtige tuin waar je heerlijk kunt wandelen. Het is een populaire bestemming voor toeristen uit Killarney en omgeving. Het Muckross House is een groot landhuis uit 1843 dat ooit bewoond werd door diverse vooraanstaande gezinnen. In het huis zijn diverse stijlkamers te bewonderen met meubels uit de 19de eeuw. In 1861 verbleef Queen Victoria en haar man Albert een paar dagen in het landhuis. Het landhuis is alleen met een gids te bezichtigen. Trots vertelt ze hoe de Queen hier ooit verbleef. Ze laat de slaapkamer zien waar de Queen overnachtte, maar vertelt er wel bij dat dit niet het bed is waarin de koningin sliep, omdat zij destijds haar eigen bed meebracht.
In het Killarney National Park bezoeken we de Muckross Traditional Farms. Het laat zich nog het best vergelijken met ons eigen Open Lucht Museum in Arnhem. We zien historische boerderijen van zeer armoedig tot welgesteld, vee, een smederij, een harnas- en zadelmaker, een timmermanswerkplaats en een schoolgebouw. Alle gebouwen zijn ingericht met origineel huisraad en gereedschappen. In de stallen zien we jonge hondjes, geiten, een kalfje, biggetjes en kippen. Vooral de kinderen vermaken zich uitstekend. Het is bijzonder interessant om te zien hoe de boeren vroeger leefden. Ik zou niet echt willen ruilen.
Na al dat moois rijden we door naar Bantry. Dit mooie vissersdorpje en populaire badplaats is gelegen in de baai van twee schiereilanden (Beara). In Bantry bezoeken we het Bantry House & Garden. Het oorspronkelijke landhuis stamt uit circa 1700, maar de noordgevel is van latere datum. De stijlkamers zijn prachtig ingericht met een eclectische collectie van kunstwerken en meubelen. Tot de hoogtepunten behoren de Aubussontapijten gemaakt ter gelegenheid van het huwelijk van Marie Antoinette met Lodewijk XVI. Rondom het huis bevindt zich een prachtige tuin die afzonderlijk te bezichtigen is.
Bantry is het meest zuidwestelijkste punt van onze rondreis. We vertrekken richting het oosten via de zuidkust. Aanvankelijk zijn de wegen nog klein en verlaten maar naar mate we meer oostelijk komen worden de wegen steeds breder, rechter en vlakker en de snelheid neemt toe. Welkom in de bewoonde wereld. Terug naar realiteit. Het vakantiegevoel neemt af.
Onderweg bezoeken we de Drombeg Stone Circle. Dit is Stonehenge in het klein. De diameter van de 17 tellende stenen cirkel is maar 9 meter. Volgens onderzoek dateert het monument uit 1100 – 800 v.Chr. Een pot met gecremeerde resten werd begraven in het midden van de cirkel, samen met 80 andere geslagen scherven, vier stukjes leisteen en overblijfselen van een brandstapel. De cirkel kan dus gezien worden als een grafcirkel.
De Timoleaque Abbey ligt in de gelijknamige plaats. Van het in de 13de eeuw gestichte klooster is alleen een ruïne over. Binnen de ommuring van de ruïne zijn veel oude graven te vinden.
Volgens de Capitool reisgids zou Kinsale bovenaan staan van Ierlands mooiste plaatsen. Hoewel het zeker mooi is, is bovenaan de lijst misschien wat overtrokken. Kinsale kan bogen op een lange en veelbewogen geschiedenis. In de 17de en 18de eeuw was Kinsale een belangrijke marinebasis. Nu liggen er voornamelijk pleziervaarten in de haven. Het is misschien wel een van de mooiere jachthavens van Ierland. Het gezellige en historisch centrum is erg mooi maar ook erg klein. Diverse horeca en winkelpanden zijn in zeer knallende kleuren geschilderd, bijna schaamteloos contrasterend, maar daardoor wel bijzonder om te zien.
Het Blackrock Castle uit de 16de eeuw is gelegen in Blackrock aan het Lough Mahon meer op twee kilometer afstand van Cork. In het kasteel is een observatorium en een museum ondergebracht. Het observatorium herbergt een interactief astronomiecentrum dat open is voor publiek. De tentoonstelling toont een rondgang door het universum en een radiotelescoop die berichten van schoolgroepen bundelt naar nabijgelegen sterren.
In Midleton is de distillery van het wereldberoemde whiskeymerk Jameson. De oorspronkelijk in Dublin gevestigde distillery sloot in 1976 de deuren en verplaatste toen de productie naar Midleton vlakbij Cork. Een rondleiding in Dublin is echter nog altijd mogelijk, zoals ikzelf zes jaren geleden ook heb gedaan. De rondleiding in Midleton is eender, maar het grote verschil is dat de bezoeker een kijkje mag nemen in de oude, authentieke gebouwen. Vooral de oude warehouses zijn prachtig om te zien. Je loopt door diverse gebouwen. Het terrein tussen de gebouwen is mooi gedecoreerd met onder andere oude vrachtwagens met whiskeyvaten. Ondertussen vertelt de gids hoe het productieproces is van whiskey. Zoals altijd eindigt de rondleiding in de proefkamer. In amper vijf minuten ‘moeten’ we aan drie whiskey’s ruiken en snuiven en vervolgens naar binnen kiepen. Net als in Dublin beginnen we met de Jameson, dan Johnny Walker Black Label en dan Jack Daniels. Voor de whiskykenner geen gelijke strijd natuurlijk. De gids vraag enthousiast: “Which whiskey do you like most”. Als een stel makke schapen antwoord het gros van de bezoekers – waarvan 3/4 nog nooit whisky heeft gedronken – “James”. “Congratulations, you are all now certified Irish Whiskey Experts”, roept de gids.
In Dungarvan hebben we wederom een leuk B&B. Dungarvan is geen onaardig plaatsje en ligt aan een baai aan de zuidkust. Daarna rijden we weer landinwaarts naar het noorden. In Cahir bezoeken we het Cahir Castle. Dit kasteel uit de 13de eeuw is nog helemaal in tact en vooral vanaf een afstand in het naast gelegen park oogt het bijzonder mooi. Binnenin het kasteel is het een doolhof aan trappetjes, gangetjes en ruimtes. Alle ruimtes zijn kaal en wit geschilderd, waardoor uiteindelijk het kasteel ook weer niet zo interessant is. Het plaatsje Cahir is een mooi en levendig plaatsje met historische bebouwing.
Rock of Cashel is een kerkruïne in het plaatsje Cashel. Het is een druk bezochte bezienswaardigheid. Een afbeelding van de kerk staat zelfs op de cover van de ANWB-reisgids. De kerk heeft net als een kasteel een ommuring waardoor het als een burcht overkomt. Dit is wat het uniek maakt. Het complex ligt bovenop een heuvel, waardoor de gebouwen reeds van veraf zichtbaar zijn. En omgekeerd heb je vanaf het complex een prachtig uitzicht over de wijde omgeving. Van de kathedraal uit de 13de eeuw is alleen een ruïne overgebleven, maar de kapel uit de 12de eeuw is nog steeds in tact. Aan de binnenzijde van de kapel bevinden diverse afbeeldingen van dierenkoppen en mensengezichten aan het plafond. Van het fresco aan het plafond is helaas niet veel meer over. De kapel is een van de mooiste voorbeelden van romaanse architectuur in Ierland. Een andere bijzonderheid is de ronde kerktoren naast de ruïne. Hij is 28 meter hoog en het oudste gebouw. Ronde kerktorens – die nog het meest op fabrieksschoorstenen lijken en naast de kerken zijn gebouwd – zie je overigens wel meer in Ierland, maar voor ons is dat uniek.
Wederom bezoeken we een kloosterruïne. Er zijn er zoveel in Ierland. Ook deze ligt ver buiten de bebouwde kom. We moeten door een weiland met tientallen schapen lopen om de ruïne te bereiken. Het Kells klooster is een groot ommuurd klooster. Het is vooral de ligging in de natuur dat het bijzonder maakt. Er zijn wat gezinnen met kleine kinderen. Deze kinderen denken dat het een speeltuin is; rennen rond door de ruimtes en klauteren op de muren.
In Bunclody hebben we een prachtige B&B. In onze slaapkamer kunnen we met gemak dansen, zo groot. De eigenaresse is minstens 70 jaar, maar heel vief en erg bij de tijd. Geweldig. Het is telkens weer een verrassing hoe je de douchekraan moet bedienen. Er zijn erg veel varianten om warm water te krijgen. Schakelaars, trektouwtjes, ecostanden, allerlei draaiknoppen en diverse combinaties daarvan. Soms moeten we alleen aan een touwtje trekken om water te krijgen! Primitief, dat zeker. De meeste wastafels in Ierland hebben aparte warme- en koude kranen. Als je dus je handen afspoelt krijg je koud water of je verbrandt je jatten. Ongelooflijk dat ze nog steeds geen mengkranen en boilers toepassen.
Vlakbij Bunclody bezoeken we de Huntington Castle & Gardens. Het kasteel uit 1625, dat prachtig is gemeubileerd, is alleen met een gids te bezichtigen. Het is nog vroeg en we lopen als enige door de mooie tuin en dat geeft een bijzonder dimensie aan de wandeling. We genieten van de rust.
We rijden door naar onze volgende B&B meer noordelijk, maar stoppen in Kilkenny om de stad te bezichtigen. Voor het Kilkenny Castle middenin het centrum staan erg veel bussen. Zoveel, dat we besluiten dat we daar niet naar toe willen. Blijkbaar is het een bekende en populaire bezienswaardigheid. Het is een erg groot kasteel uit de 12de eeuw dat nog geheel in takt is. Het park om het kasteel is gratis te bezichtigen.
Helaas valt de stad Kilkenny ons tegen. De brouwersstad telt 22.000 inwoners. We lopen de historische mijl, maar de historische gebouwen spreken ons minder aan dan de reisboeken doen geloven. Natuurlijk zijn er wel (veel) gezellige kroegen en leuke winkels, maar die heb je redelijk snel gezien.
Op de weg naar Castledermot, waar onze volgende overnachtingsplaats is, stoppen we eerst bij het Kilkea Castle, maar dit is een hotelkasteel dat niet te bezichtigen is. Castledermot is een klein en saai plaatsje dat je beter kunt vermijden. Ook dit plaatsje heeft een kasteelruïne maar voor de rest is er niets te beleven. Ons B&B is in een oud schoolgebouwtje dat wordt gerund door een bejaarde man van 74. Het is een zeer excentriek persoon en het B&B lijkt nog het meest op een oud gebouw met een antieke verzameling aan huisraad. Overal hangen schilderijtjes. Overal ligt een dikke laag stof. Een stofdoek ligt in de voorkamer met briefje met de tekst “Please help yourself”. Meubels zijn zo oud dat de antiquair er jaloers op is. De vloerbedekking is even oud. De meest geziene gast in het B&B is de huismeid die ongetwijfeld tierig wemelt in de vloerbedekking…. In de ochtend zitten we met vier Ieren aan tafel. Er volgt een interessant en lang gesprek. Ik geniet ervan als je met de locals in gesprek bent. Ieren hebben echt ontzettend veel humor.
De Wicklow Mountains is een national park net onder Dublin. Het is het laatste park van onze rondreis. Het is wederom een hoogtepunt. Vooral de groene, boomloze heuvels met de weidse uitzichten zijn schitterend om te zien. De wegen door de Wicklow Mountains kunnen soms heel druk zijn door de vele toeristen. Desondanks is het een zeer uitgestrekt en zeer dun bevolkt gebied. Een van de talloze wandelpaden is de Wicklow Way, die over het algemeen niet erg moeilijk zijn om te lopen. Het mooiste punt in de Wicklow Mountains is de Sally Gap. Vanuit dit punt heb je een prachtig uitzicht over de valleien met de meren. Het groen op de glooiende kale bergen is super mooi. De Sally Gap ligt aan de R759 die diagonaal door het National Park loopt. Een andere mooie weg die zeer de moeite waard is om over te rijden is de R115. De hoogste berg is de Lugnaquilla met een hoogte van 925 meter.
Tussen de Wicklow Mountains en Bray ligt Powerscourt. De tuinen zijn een van de mooiste van Ierland, vanwege het ontwerp en de spectaculaire ligging aan de voet van de Great Sugar Loaf Mountain. Helaas kampt ook dit jaar Ierland met grote droogte waardoor het grasveld in slechte staat verkeert. In 1730 werd opdracht gegeven voor het huis en de tuinen. In 1875 werden opnieuw siertuinen aangelegd. Het landhuis brandde in 1974 volledig uit, maar de begane grond is prachtig hersteld en herbergt winkels, een restaurant en een café. In de tuin staat een grote vegetatie aan planten. Het verbaast mij dat in Ierland zoveel andere planten voorkomen dan bij ons in Nederland, terwijl we beiden ongeveer hetzelfde klimaat hebben. Centraal in het park ligt een grote vijver (Triton Lake) met een fontein, dat gemaakt is naar de 17de eeuwse Tritonfontein van Bernini in Rome. Door het park zijn wandelpaden aangelegd die je langs de mooie onderdelen brengen. Ook in dit park staan prachtige grote Sequoia bomen van enkele tientallen meters.
Onze laatste B&B is in Kilcullen. Het B&B heeft bij Booking.com een 9.4 voor beoordeling. Het is dan ook een geweldige accommodatie en het ligt net onder Dublin. Vanuit hier zullen we onze laatste dingen bezoeken. De kwaliteit van de B&B’s in Ierland is gemiddeld erg hoog. Veel B&B’s scoren met een acht tot tien. Naar mijn mening zijn al deze B&B overgewaardeerd. Er is altijd wel wat te zeiken over de kamer. Wifi is vaak slecht. De vloeren kraken meestal. De deuren piepen en sluiten meestal slecht. Het sanitair is ouderwets en de bedden zijn meestal ook maar matig. Het personeel / de eigenaar is in de regel zeer vriendelijk, gastvrij en zelfs humoristisch. Een knuffel bij het vertrek was bij ons niet zeldzaam. De kostprijs was gemiddeld 80 euro per nacht voor twee personen. Over kosten gesproken. Ierland is een arm land waar het levensonderhoud relatief hoog is. Een pakje sigaretten kost 11 euro, een liter benzine 1,5 euro en een pint (halve liter) bier 5 euro. Een eenvoudige maaltijd, bestaande uit een hoofdgerecht met een glas bier of wijn, kost gemiddeld 25 euro pp.
Het Irish National Stud & Gardens park ligt vlakbij onze accommodatie. In dit park zijn paarden de hoofdattractie. Oude wedstrijdpaarden brengen hier hun laatste levensjaren door. Het is dus een soort bejaardenhuis voor paarden. Op een van de borden lezen we dat voor ‘Invincible Spirit’ destijds 120.000 euro gevraagd werd voor een dekbeurt. Een hoop geld. De paarden zijn miljoenen waard (geweest)! Het park is verder aangevuld met prachtige tuinen en activiteiten voor kinderen.
Glendalough is een toeristische locatie in het zuiden van de Wicklow Mountains. Eigenlijk is het niet meer dan een hotel, wat winkeltjes en kraampjes. Heel wat volk komt hier naar toe om wandelingen te maken in de bergen. Er zijn diverse wandelroutes met diverse afstanden die beginnen in de vallei achter het hotel. Twee grote meren in de vallei vormen samen met de groene bergen een prachtig groen landschap. Achter het hotel is ook een abdijruïne gelegen met grafstenen.
We sluiten af met een bijzonder voorval. Als we op de laatste avond van het restaurant naar ons B&B terug wandelen komen we twee schapen tegen. Het schemert al en normaliter staan ze ergens in het donker in een wei te wachten. Hopeloos verdwaald lopen ze de stad in op zoek naar een weide, niet wetende dat ze steeds verder van ‘huis’ geraken en steeds dichter bij de shoarmatent komen…. Even twijfelen ze nog of ze samen bij het zebrapad oversteken, maar nee, toch niet. Op naar het centrum!
Het zit er op. We vliegen terug naar Nederland. We kijken terug op een supervakantie. Ierland is fantastisch fijn om op vakantie te gaan. Wat is ons het meest bevallen? Eumm… alles. Wat is ons niet bevallen? Eummm…. niets.
Mijn persoonlijke top 10 van Ierland:
1. Ring of Kerry, Dingle en Beara
2. Connemara
3. Wicklow Mountains
4. Galway
5. Cliffs of Moher
6. Clonmacnoise klooster
7. Rock of Cashel
8. Birr Castle & Gardens
9. Kylemore Abbey & Victorian Garden
10. Burren National Park
Ierland op internet:
AA, Wegenhulp