De komende vier weken staan in het teken van dollars, hamburgers, Indianen, highway’s, grote sleeën, zinderende hitte en natuurlijk Harley-Davidson. Alles is ‘BIG’ in Amerika, is mij verteld. We zullen het zien. De vier weken durende rondreis gaat door het westen van Amerika in de staten California, Arizona, New-Mexico, Colorado, Nevada en Utah. De totaal geplande afstand is 6200 kilometer. Het wordt vooral zeer warm in de woestijnen die we zullen doorkruisen. Het wordt ook een reis door het land van de Indianen. Reeds lang voor de ontdekking van Amerika leefden daar hoog ontwikkelde Indianenstammen. De koffer is matig gevuld met wat zomerkleding, verder niets.
Op luchthaven Heathrow kijk ik wat rond in de luxury drinks and sigar shop. Ik dacht dat ik al wat gezien had op het gebied van whisky, maar 21 flessen Dalmore uit verschillende jaren kost hier bijna 200.000 pond. De kroon spant een fles Hennessy van maar liefst 150.000 pond. Tja, leuk voor op de schouw en om mee te pronken bij je whisky-vrienden. Opdrinken wordt toch wel een beetje erg duur.
We vliegen onderweg langs Groenland, Salt Lake City en Las Vegas. We scheren lange tijd boven Los Angeles. De gehele stad is op een paar heuvels na geheel plat. In de meeste wijken zijn de straten recht. Alleen in Downtown staat hoogbouw. Voor de rest is de stad helemaal vol gebouwd. De bebouwing houdt op bij de hoge bergen op de achtergrond. De snelwegen meanderen door de enorm grote stad. Dit is de tweede grootste stad van Amerika en telt ca. vier miljoen inwoners. De stad is zo groot dat de snelwegen er niet omheen maar in de stad liggen. Als je op de kaart kijkt zie je wel 200 afslagen in de snelwegen. Das toch heel wat meer dan de 10 afslagen bij de snelwegen in Breda. In totaal hebben we 12 uur gevlogen.
In Amerika binnenkomen is een hele toer voor buitenlanders. Vreselijk lange rijen met honderden mensen staan er voor de controleposten. Onze vingerafdrukken worden digitaal gescand. Er wordt een foto gemaakt. Maar gelukkig komen we door de steekproef van de koffercontrole.
Eenmaal in Los Angeles aangekomen is het pas 13:00 uur. We hebben voor ons gevoel al een hele dag gehad en moeten nog een hele tijd voor we weer een bed zien.
Het ophalen van de auto gaat redelijk soepel, ook al moeten we ook daar lang wachten. Het is lopendebandwerk. De medewerker probeert me nog duur een zwaardere auto en een pech onderweg verzekering te verkopen, maar gezien de hoge prijs kies ik daar niet voor. De medewerkers spreken me meteen aan met mijn voornaam. De auto moeten we ophalen in een depot. We mogen zelf de auto uitkiezen. De sleutels zitten al op de deuren. Ik kies een Nissan Sentra. Het is een middenklasser met een 1,3 CI motor en automaat. Als je de portieren met de afstandsbediening vergrendelt toetert de auto, grappig, maar ook een beetje dom. Later in de vakantie zoek ik op internet gegevens op over de auto. Het blijkt een twee liter motor te zijn. En dat is meer dan voldoende.
We schieten de snelweg op en gaan via de snelste route richting Joshua Tree National Park. Het verkeer schiet echter voor geen meter op. Circa 1,5 uur hebben we alleen files. Het is highway naar highway. Of is het freeway? Ik weet het verschil nog niet. Het hele stuk inclusief voorsteden is wel 100 km lang. De wegen zijn net als op tv, vooral erg breed en druk. Ik voel me echter meteen thuis en verbaas me dat ik totaal geen stress heb. En dat is best wel vreemd als je beseft, dat ik in een vreemde auto tijdens het spitsuur in Los Angeles rijd en net een lange vliegreis achter de rug heb. Twee keer vijf banen breed rijden de auto’s over de slechte wegen. Je kunt hier goed zien dat de auto hét status symbool is voor vrijheid. Iedereen doet alles met de auto. De wegen zijn extreem breed en je kunt overal parkeren. Je mag zelf weten op welke rijstrook je gaat rijden. Je mag dus ook rechts inhalen.
De Amerikaanse auto’s zijn niet meer zo extreem groot als vroeger. Je ziet nog wel veel grote pick-ups en SUV’s. Een groot deel van de auto’s is van Japanse makelij en vaak van een type dat wij niet eens kennen in Europa. Onderweg zien we nog twee politie highway patrols. Net als bij de tv-serie de Dukes of Hazzard rijdt de sheriff wél in zo’n grote bak.
Onderweg rijdt er soms een motor voorbij. Ze rijden allemaal op de linkse baan die speciaal voor carpoolers is. Meer dan de helft van de motoren is een Harley-Davidson. Er zijn er nogal wat met een apehanger, of okseldroger zoals je wilt. Het is blijkbaar de enige manier om nog een beetje lucht langs je lichaam te laten stromen.
Gelukkig hebben we GPS in de auto, dat ons naar de plaats van bestemming brengt. In plaats van een autootje geeft een vliegende adelaar op de GPS aan waar je rijdt.
Op State Highway 62 verlaten we de highway. De omgeving is gelijk mooi. Het dal is echter vol gezet met windmolens. Er moeten wel meer dan 1000 molens staan. De meeste molens staan nog stil ook. Vanwege de aantallen lijkt het net of het echte bomen in een bos zijn, maar dan zonder bladeren. Bizar gewoon.
Onderweg nemen we snel een broodje van de SubWay. Dat is meteen ons avondeten.
We zien onderweg diverse hotels, maar als we er een gaan zoeken lukt het voor geen meter om er een te vinden. Uiteindelijk belanden we bij een motel. Niets werkt in de kamer. Het stinkt. Het is veel te duur, maar we hebben geen puf meer om nog langer te zoeken of in beklag te gaan over de kwaliteit. Het is zo’n typisch motel dat je in films ziet. Volgens Marion worden hier moorden gepleegd. Nou, de enige moorden die ik hier gepleegd heb zijn twee grote zes potige beesten die over de badkamer vloer lopen. Dat valt niet mee als je ligt te poepen!
We zitten nog niet op het Amerikaanse tijdschema en zijn vroeg wakker. We zijn uitgeslapen en staan maar op. Snel een broodje ei van de super op de hoek. Om 8:15 uur zitten we al in de auto op weg naar het Joshua Tree National Park. Bij het informatie centrum kopen we een toegangspas voor alle National Parken in Amerika. Het kost 80 dollar pp, maar die kosten gaan we er zo uit halen. Later blijkt dat we maar 80 dollar in totaal betaald hebben. We winnen wat informatie in over het park en rijden daarna het park in. Bij de toegang naar het park zit een ranger in een klein huisje die je toegang verleent. Ik heb bij het zien van de ranger de neiging om de vragen of Jogy Bear ook binnen is, haha. We kijken onze ogen uit in het park. We zien enorm veel rotspartijen. Alle stenen hebben van die typische afgeronde hoeken en ze zijn allemaal verschillend gestapeld. Hoewel deze natuur al miljoenen jaren oud is lijkt het net of sommige rotspartijen door de mensen gestapeld zijn, zo gestructureerd. Tussen de rotspartijen staan de Joshua Trees waaraan het park zijn naam te danken heeft. De Joshua Trees zien er uit als kandelaars met verschillende armen. Op het einde van iedere arm zitten de langwerpige palmboom achtige bladeren. We stoppen bij de Hidden Valley waar we een klein uurtje wandelen door de verlaten natuur. We komen helemaal niemand tegen. Het is hier prachtig mooi. We kunnen het met niets vergelijken en hebben nooit eerder zoiets gezien. We zijn sowieso nooit eerder in een woestijn geweest. Helaas bloeien er geen bloemen in dit seizoen. Ondanks dat het een woestijn is groeien er toch nog relatief veel planten. Wat de fauna betreft zien we eekhoorntjes, vogels, een Desert Iguana (met een afgebeten staart) en een Chuckwalla (salamander soort).
Bij Keys View op een hoogte van 1581 meter genieten we van een panorama over een dal waar een eeuwige mist hangt. Het landschap is ruw en kaal en het lijkt op een maanlandschap. Onderweg zien we hoe het landschap verandert. De ruwe typische steenpartijen en de Joshua Trees zien we niet overal in het park.
In Twentynine Palms nemen we een lunch bij een Mexicaan. We laten het ons goed smaken. Als we weer naar buiten lopen voelt de lucht extreem warm aan. Marion houdt het niet lang vol en we besluiten alvast te gaan inchecken bij het hotel. Vriendelijk worden we geholpen door de receptie die ons een gratis diner aanbiedt. Nou zeg, wat een luxe. De kamer is geweldig. In de middag relaxen we wat, terwijl de airco op volle toeren draait. We hebben vakantie, heerlijk.
Het diner is gratis maar eerlijk gezegd ook heel simpel. Drie kleine taco’s en een blikje fris, meer is het niet. We stoppen 10 dollar in de fooienpot. ‘s-Avonds blijkt dat er geen bar in de omgeving is. Hè jammer, dan maar nuchter en vroeg naar bed. We zijn toch moe. Het druppelt. Volgens de receptioniste komen er zware regenbuien.
We eten bij de ‘buren’, een ander hotel dat met Country Inn 29 Palms samenwerkt. We krijgen het ontbijt gratis. Gebakken ei, hamburgers, wafels en scones staan onder andere op het menu.
Na het uitchecken rijden we via het Joshua Tree National Park richting Kingman. We nemen nu de ander weg in het park. We hebben nu ongeveer het hele park gezien. Ondertussen is het gaan regenen. Hè wat gek, regen in de woestijn. Via de Interstate Highway 10 rijden we naar het oosten. Op deze interstate rijden bijna alleen grote trucks. Prachtig om te zien. We zien o.a. Pieterbilt’s, Mack’s en Frightliner’s. De trucks hebben er een behoorlijk tempo inzitten en rijden ca. 60/70 mile/uur. Via de State Highway 177 rijden we weer binnendoor. Er zitten hier stukken in van ca. 30 km die kaarsrecht zijn. De weg golft door het landschap. Het rijdt heerlijk. In de verte zien we de bergen.
Bij de stad Parker rijden we de Colorado rivier over. We zijn nu in Arizona. Volgens mij is het een vrij gevochten state. Auto’s hebben aan de voorzijde geen nummerplaat. Motorrijders rijden zonder helm. Hotrods rijden op de weg.
In een truckerscafé nemen we een lunch. Via de State Highway 95 rijden we naar het noorden. Het landschap is hier heel anders. Het landschap om ons heen is vlak, maar in de verte zien we hoge kale bergen. De weg slingert langs de Colorado rivier en dit bezorgt ons mooie panorama’s.
Als we in Kingman aankomen, bezoeken we eerst de plaatselijke Harley dealer met de prachtige naam “Mother Road”. Twee dingen vallen me op. Het is een multidealer terwijl het een uitdrukkelijke voorwaarde van Hadee is om alleen Harley’s te verkopen. En verder ziet de zaak er uit als de dealers bij ons. Geen verschil dus. We kopen niets en zijn binnen een kwartier weer weg. Later in de vakantie zijn nog meer dealers geplant, maar uiteindelijk bezoeken we er geen een meer.
Ons motel ligt aan een drukke doorgaande weg. 100 meter verder begint route 66 waar we morgen starten. We komen bedrogen uit als we in de omgeving op zoek naar een pub niets kunnen vinden. Dan maar naar de liquor store, die 100 meter verder ligt. Een fles Whitetail whisky en rosé bieden de oplossing om het – ondertussen – chronisch alcohol te kort op te lossen. We liggen in een deuk met de verkoopster. De winkel is een goedkope en rommelige drive-in en volgens de verkoopster de enige winkel in Kingman zonder airco. Ja, Amerikanen zijn lui, waarom zou je uitstappen als je in de auto kunt blijven zitten? De verkoopster brult tegen een vaste klant dat hij maar een paar dagen moet wachten, terwijl ze ons bedient.
Aan de overkant van het hotel is een drive-in restaurant. De auto’s staan in boxen op het parkeerterrein. De serveerster brengt het eten rond op rolschaatsen. Nou zeg, nou vraag ik je, zijn Amerikanen te lui om te lopen? Eten ze liever in de auto? In de steden zien we weinig trottoirs en zebrapaden. Maar ja, die heb je ook niet nodig als je alles met de auto doet!
We eten bij JB’s aan de overkant van de weg. Nee, we zijn er niet met de auto naar toe gereden.
Met luid geweld claxonneren in de ochtend de treinen, die op een paar honderd meter vanaf het hotel liggen. De enorm lange treinen, met soms wel vijf locomotieven en een lengte van meer dan een kilometer, zijn vertrokken vanuit Los Angeles en rijden naar het oosten van de US. De zware treinen denderen langzaam voorbij en slingeren door het mooie landschap. Goed beschouwd is dit een nalatenschap uit de tijd van het wilde westen waar spoorrails werden aangelegd om het westen met het oosten te verbinden.
Later is aan dit traject route 66 toegevoegd voor autoverkeer. Route 66 liep oorspronkelijk van Chicago naar Santa Monica door acht staten en had een lengte van 4000 km. Het was de eerste federale weg in Amerika in 1937. In 1926 was 800 mijl van de weg berijdbaar en begon men losse tracés met elkaar te verbinden. Vandaag de dag is daar niet veel meer van over. Het oude traject heeft op een klein stukje na geheel plaats gemaakt voor nieuwe wegen en bebouwing. Nu hebben ze spijt dat ze zoveel van de weg gesloopt hebben en verwijzen uit weemoed op veel plaatsen(wegen) naar de voormalige ‘historic route 66’. Tijdens de depressie in de vorige eeuw was route 66 een vluchtweg uit de armoede naar het ‘gouden Californië’. In de Tweede Wereldoorlog diende de weg als route voor manschappen en materieel. Maar ook avonturiers reisden op deze weg. Langs deze weg ontstonden motels, truckstops, restaurants en benzinepompen. Route 66 is veel bezongen (Rolling Stones, Depeche Mode, Chuck Berry, Nat King Cole) en vaak gebruikt door filmakers en schrijvers.
Een van weinige overgebleven stukjes route 66 gaan we rijden en het begint aan het einde van de straat waar we overnachten. Wat een mooi ‘toeval’. Het stukje van route 66 is slechts 160 km lang.
Get your kicks on route 66, dat is de slogan en oorspronkelijk geschreven door jazzcomponist Bobby Troups. Nou, we gaan eens kijken of dat zo is. Ik had verwacht dat het een redelijk langzame weg zou zijn, maar de toegestane snelheid is toch nog 65 mijl. We zien maar weinig motoren op de weg. In ieder geval veel minder dan ik verwacht had. Er is sowieso weinig verkeer. Toch hebben hier door de jaren heen al miljoenen mensen gereden.
De eerste stop is bij Hackberry waar zich een beroemde general store bevindt. Buiten staan al tientallen jaren historische auto’s in weer en wind opgesteld. Door de jaren heen zijn de auto’s getekend door het klimaat. En dat is precies wat de eigenaar wilde bereiken. Aan geen enkele auto wordt onderhoud gepleegd. De klassieke auto’s hebben een enorme historische waarde. Eén van de pronkstukken is een Corvette uit 1957, die recht voor de zaak staat. Naast klassieke auto’s zien we o.a. schedels, verroeste werktuigen, pompstations en nog veel meer. Aan de schedels zitten nog stukken huid en het is net of de schedels met huid en haar net na de slacht aan de muur zijn gehangen. De zinderende zon, vogels en insecten hebben vervolgens hun werk gedaan om het vlees langzaam te laten verdwijnen… Bijna luguber. De souvenirwinkel puilt uit van route 66 prullaria. De ambiance is eigenlijk met geen pen te beschrijven. Het is uniek, zeldzaam en zeer mooi om te zien. Het is een winkel maar tevens een soort museum. We kopen er wat kleine spulletjes en gaan daarna verder.
Met hoge snelheid rijden we over de stille weg. Het is een bijna onbewoond gebied. We zien slechts enkele koeien naast de weg.
Bij de tweede stop zien we vooral restaurantjes, winkels en tankstations. We lunchen in een café. Veel restaurants in de States hebben als meubilair dubbele banken met hoge rugleuningen. Met vier personen kun je in privacy eten. Dit is zo typisch Amerikaans. Op de achtergrond draait “Put your head on my shoulder” van Paul Anka uit 1963. Ouderwetse rock, geweldig. Ik voel me helemaal thuis in Amerika.
Onze derde stop is in het stadje Seligman. Het is een commercieel stadje met veel souvenirwinkels. Net als de vorige twee plaatsen zien we veel verweerde historische auto’s op de terreinen van de bedrijven. In één van de winkels huisvest kapper ‘Angel Delgadillo’. De bejaarde man legt je letterlijk in de watten. Het is geen moderne kapper, je wordt er nog geschoren met een mes. Je ligt horizontaal in de stoel en je gezicht krijgt een heerlijke gezichtsbehandeling. Angel was bezig met een klant en ik had geen zin te wachten voor een behandeling.
Als we naar Flagstaff rijden begint het behoorlijk te regenen. De lucht trekt geheel dicht, maar het duurt eigenlijk niet zo lang.
We zijn op tijd in het hotel en hebben nog wat tijd over om het Walnut Canyon National Monument te bezoeken. 800 jaar geleden zijn Native American begonnen met het bouwen van ‘onderkomens’ in deze vallei. Door de natuur zijn in deze vallei een soort van stenen overkappingen ontstaan die de Indianen gebruikten om hun huizen te bouwen. De rotswoningen worden hier cliff dwellings genoemd. In de overkappingen zijn met stenen en klei kleine kamertjes gebouwd. We begrijpen volkomen waarom de Indianen gebruik maakten van de natuur. Het bood een goede bescherming tegen wind en weer. Wat we echter niet kunnen voorstellen is hoe deze mensen zich voort bewogen tegen deze steile bergwanden. Hoe kwamen zij aan voedsel? Waar haalden ze water? De kamertjes zijn geheel zwart gebakerd van de rook. Binnen werd met vuur de ruimte verwarmd en het eten gekookt. Nu zijn er betonnen trappen die de toeristen in 45 minuten rond leiden.
We gaan uit eten bij een Italiaan (Olive Garden) in de buurt van het hotel. Het is zo druk bij dit populaire restaurant dat er buiten mensen staan te wachten. We krijgen een soort van pieper mee die aangeeft als er een tafel vrij is. Brian, onze persoonlijke ober gaat ons vanavond bedienen. Hij heeft een fles rode wijn al vast als hij aan onze tafel staat. Later blijkt dat het glaasje wijn acht dollar kost, maar ja niet getreurd, de salade en het brood waren gratis. Beiden gerechten zijn echt super. We genieten en dat is het belangrijkste, het is ten slotte onze trouwdag…
De Grand Canyon staat op het programma. Via de Highway 180 rijden we er naar toe. Niemand neemt deze weg. We rijden dus lekker binnendoor en rijden voor het eerst in bossen. Das best anders na al die droge uitgestrekte vlaktes. Het duurt lang. Hier moet je geen pech krijgen. Je komt haast niemand tegen.
Rond 10 uur zijn we al bij de Grand Canyon. De zuidkant is de bekendste en ook de meest bezochte. Even aanschuiven dus voor je binnen ben. Eenmaal binnen is het park zo groot dat het nergens druk lijkt. Onze eerste kennismaking van de Canyons is bij Mather Point. We zijn enorm verrast door het enorme uitzicht. Natuurlijk hadden we wel eens foto’s gezien van de Canyons, maar nu we er voor staan beseffen we pas hoe hoog en hoe breed de ‘geul’ is. Dit is met geen pen te beschrijven. Door de wolken vallen er enorme schaduwvlakken in het dal dat de perfecte foto onmogelijk maakt. We zijn enorm verbaasd hoe de enorme aarde verplaatsing heeft kunnen plaatsvinden. Waar zijn al die miljarden kubieke meters aarde en gesteente gebleven? Na dit punt bezoeken we ook nog: South Kaibab Trailhead, Grandview Point, Moran Point en Lipan Point. Bij Kaibab Trailhead besluiten we toch maar om niet het wandelpad te volgen. 10 km omlaag en vervolgens 10km omhoog is ‘iets’ te veel van het goede. Bij Grandview Point begint het te regenen en dat verandert spoedig in een lokale stortbui. Telkens als we weer bij een ander viewpoint zijn begint het weer te regenen. Als we bij de East Rim zijn houden we het voor gezien. We rijden daarna langs de Little Colorado River. De Canyons van deze rivier vallen buiten het park, maar eigenlijk zijn we van deze Canyons veel meer onder de indruk. De afmetingen zijn aanzienlijk kleiner dan bij de Grand Canyon. Bij de Grand Canyon is alles letterlijk zo ontastbaar. De grootte is niet te behappen. Bij de Little Colorado is dat juist wel. Het zonlicht valt schitterend in de vallei en de omgeving. We genieten nu haast meer dan in de Grand Canyon. Onderweg zien we steeds meer marktkraampjes van Indianen of Native American zoals ze zelf liever genoemd willen worden. Het Indianenvolk wordt nog steeds gediscrimineerd of afgestoten door de ‘Amerikanen’. Indianen leven nog altijd grotendeels in onherbergzame gebieden. Ze zijn het voetvolk van de maatschappij. Ze leven in caravans en hebben geen of slecht betaalde baantjes. In de marktkraampjes verkopen ze souvenirs en sieraden. De hele dag zitten ze in de kramen in de hoop dat toeristen iets kopen.
We stoppen bij het Sunset Crater Volcano National Monument. Daar bewandelen we eerst de Lenox Crater over een zeer steil pad van 90 meter, maar eenmaal bovenaan valt weinig spectaculairs te zien. Dan maar naar beneden. Bij de Lava Flow Trail kijken we echter onze ogen uit. De lava is na de laatste flow zo’n 1000 jaar geleden helemaal versteend. De lava is gaan ‘kruien’ zoals dat bij ons in de winter als het ijs op het IJsselmeer over elkaar schuift. Door de stroom zijn bizarre vormen ontstaan die uiteindelijk versteend zijn. Het geheel is ruw en ongeordend. In de lava velden zijn vervolgens bomen en struiken gaan groeien. Het is uniek en prachtig om te zien.
We rijden verder naar het Wapatki National Monument waar diverse ruïnes liggen van Indianen nederzettingen. Het is onze eerste echte kennis making met de Indianen. We zien rode huisjes opgebouwd met platte stenen en klei. Het zijn door de jaren heen ruïnes geworden en worden nu gelukkig gekoesterd als historisch erfgoed. We zien ook rond gemetselde muren die een verzamelplaats vormde waar de Indianen bij elkaar kwamen, samen zongen, baden, feestvierden, boze geesten verdreven. Wie zal het zeggen?
Een net van wegen ontsluit tegenwoordig de reservaten. Voor Indianen zijn deze highways tegelijkertijd een zegen en een vloek. Aan de ene kant brengen ze toeristen en aan de andere kant dringt met de toeristen de blanke levensstijl de reservaten binnen, waardoor de instandhouding van de oude tradities bijna onmogelijk is. Je ziet het ook aan de parken, deze worden beheerd door blanken, terwijl de Indianen ‘gedegradeerd’ zijn tot ‘sieradenverkopers’ in bouwvallige houten marktkraampjes langs de weg.
Er leven thans 200.000 Navajo’s Indianen in het reservaat in Arizona, dat werd gesticht in 1878. Daarmee vormen de Navajo’s de grootste Indianenstam van Noord Amerika. De Navajo’s zijn nauw verwant de Apaches die tot dezelfde taalfamilie behoren. De Navajo’s hadden een semi-nomadische levensstijl en bedreven primitieve akkerbouw en hielden schapen. De blanke veroveraar begon vanaf 1850 hun territorium binnen te dringen. De strijd was tevergeefs en in 1886 eindigde dit met een capitulatie. Later mochten de Navajo’s terugkeren naar hun reservaat. Thans leiden ze – meer dan welke minderheidsgroep in de VS ook- onder werkloosheid, alcoholisme en sociale achterstand.
De omgeving langs Highway 89 is prachtig. In onze gedachten zien we Indianen op paarden door de velden rijden. De omgeving is kaal en uitgestrekt. Er zijn bijna geen rotsen, bomen of kloven waar je kunt schuilen. Te bedenken dat het hier altijd bloedheet is. In het eerste gedeelte van de omgeving zijn de rotsen gelig terwijl dit noordelijker juist rood van kleur is.
Via Highway 89 rijden we naar Page. De omgeving is prachtig. De natuur is uitgestrekt. Halverwege worden we echter gedwongen een omleiding te volgen. Langs Highway 160 zien we enorm veel prairies. Dit is ook iets dat we nog nooit gezien hebben in onze levens. De uitzichten zijn hier ook prachtig.
We vervolgen de weg via Highway 98 richting Page. Wederom is de natuur wonder schoon. We zien prairies, canyons en enorme massief gesteenten in het landschap die als het ware vanuit de kern van de aarde naar buiten (boven) gedrukt zijn. De wanden van de kolossale gesteenten zijn vaak recht. Het lijkt soms net alsof er een enorme blok steen ligt in een vlakke omgeving. Het vreemde van de natuur is toch wel dat het overal weer anders is. Het is ongelooflijk dat er zoveel variatie in het landschap is. We hebben nu 1000 mijl van de 4000 gereden. Een hele weg nog te gaan dus.
Als we Page naderen zien we eerst een elektriciteitscentrale. Voor het eerst zien we een industriële omgeving in de natuur. Het verstoort enorm het mooie landschap, maar welvaart vraagt nou eenmaal zijn tol. De stad Page is opgericht in 1957. Voor ons is het ongelooflijk dat een stad pas zo jong is.
Ondertussen loopt de temperatuur weer lekker op. De meter geeft 101 Fahrenheit (38ºC)aan. Een nieuw record.
We gaan eerst naar de Glen Canyon Dam die tussen Lake Powell en de Grand Canyon ligt. Zoals de meeste dammen is ook deze prachtig om te zien. Lake Powell op de achtergrond maakt het plaatje geweldig mooi. Eerst moet je over een stalen brug die ook al bijzonder is. Bij de dam heb je een weids panorama over Lake Powell. Na de dam gaan we meteen rechts af naar Lake Powell. Het bijzondere aan deze omgeving is wel het water. Overal in het land was het droog maar hier dus niet. We hebben nog niet veel meren gezien. Het water is mooi turquoise groen. Op de achtergrond liggen prachtige canyons. Het gesteente heeft hier een veel lichtere kleur, bijna beige. Op het water varen veel jachten. Het meer is onder meer vanwege zijn schoonheid geweldig mooi om met een boot te bevaren. Je ziet er veel waterrecreanten.
Na Lake Powell rijden we door naar de Horseshoe Bend. Om er te komen moet je echter wel een half uur ploeteren door steil mul zand en dat met de brandende zon op je knars. Het ploeteren wordt echter beloond met een prachtig panorama over de Colorado rivier en uiteraard heeft de rivier hier de vorm van een hoefijzer. Hier kijk je zo zonder reling 300 meter naar beneden. Iedereen probeert echter zo ver mogelijk te komen om de volledige bocht te kunnen zien en fotograferen. Men veel zweet op ons lijf komen we terug bij de auto. We rijden met de airco aan richting de noordrim van de Grand Canyon, maar de weg is dicht en we besluiten terug te gaan. Nog even een kort bezoekje bij de Lonely Rock die prachtig in de rivier staat. Waterskiërs maken sierlijk een rondje rond de enorme rots.
Ik kan gerust zeggen, dat dit een van de mooiste dagen in mijn leven was. Echt alle natuur in de omgeving van Page is geweldig. Het is niet zo verwonderlijk dat de hotels hier zo duur zijn en dat het barst van de dikke pick-ups met trailers en jachten.
We moeten keuzes maken maar in de middag is eigenlijk alles te ver om nog naar toe te rijden. Alleen de Upper en Lower Antiloop Canyon liggen dichtbij. We zien ondertussen in de verte de lucht helemaal zwart worden. Bij de Antiloop Canyon loop je tussen smalle steile wanden, die prachtig gevormd en gekleurd zijn. De Antiloop Canyons zijn echter vanwege het weer dicht. Zware regenbuien zijn tussen de steile rotswanden te gevaarlijk voor wandelaars. Jammer.
Er zit niks anders op dan naar het hotel te gaan. Het is weer 101 Fahrenheit en van dat gesjouw word je doodmoe.
Nu zit ik dan rustig op het balkon van het hotel en kijk en luister naar het verkeer. Het stikt hier van de dikke pick-ups (hier trucks genoemd) met dikke V8-motoren. Het is een beetje een sport om hier flink wat gas te geven bij het kruispunt als de verkeerslichten op groen springen. Macho gedrag, kijk eens hoe groot mijn truck is.
Zoals gebruikelijk staan we vroeg op. We hebben weer een lange dag voor de boeg. Eerst willen we The Lower Antiloop Canyon bezoeken, maar als we de entreekosten van 31 dollar pp horen besluiten we maar door te rijden. We vinden de prijs gewoon te gortig ook al moet het meer dan de moeite waard zijn.
We vervolgen de weg naar Cortez over de Highway 98 waar we al eerder hebben gereden. Het is nu bewolkt en de omgeving ziet er nu veel minder spectaculair uit. Op Highway 160 gaan we door richting Cortez tot Kayenta waar we linksaf gaan richting Monument Valley. Meteen na Kayenta doemen enorme rotsen op in het landschap, maar het ‘echte’ werk begint toch een stukje verder. Het uitzicht over Monument Vallei voldoet aan het beeld in mijn geheugen dat ik ken van de western films. Een grote vlakte met een ‘golvende’ weg en in de verte enorme rotsen. We komen steeds dichter bij Monument Valley en het uitzicht wordt steeds mooier en mooier. Net voor het park is een commercieel centrum waar Indianen sieraden verkopen. Bij Monument Valley bezoeken we eerst het toeristen centrum met de souvenirwinkels. Vanuit het hoog gelegen gebouw ziet de track door de vallei er eenvoudig uit. Dus stoer als we zijn stappen we in de auto en beginnen aan de 1 à 2 uur durende trail. Al snel blijkt dat de trail veel ruiger is dan we dachten. Het zandpad zit vol met bulten en kuilen waardoor we stapvoets moeten rijden. Al vrij snel besluiten we om te keren. Dit moet je echt met een terreinauto doen. Gelukkig hebben we in ieder geval van het eerste gedeelte erg mooie foto’s. Monument Valley verdient echt de status van een wereldwonder. Het is extreem mooi.
Vrijwel geen ander rotslandschap als Monument Valley is zo vaak gebruikt als decor voor speelfilms en reclamedoeleinden. Monument Valley is voor velen het landschappelijke voorbeeld van het Wilde Westen. Dat zie je onder andere aan de posters van John Wayne in de souvenirwinkel.
We rijden terug naar Kayenta. In deze stad hebben we aanvankelijk een hotel gezocht maar dat was toen niet mogelijk. De stad ziet er erg jong uit. We vervolgen Highway 160 richting Cortez. We komen in een eindeloos maanlandschap te recht. De natuur is mooi, maar als je al zo veel mooie natuur hebt gezien, word je een beetje blind voor deze maanlandschappen. Circa 70 mijl rijden we zonder een dorpje tegen te komen. Het duurt lang. De weg is recht en we gassen lekker door.
Bij Four Corners Monument slaan we even van de weg af. We moeten drie dollar pp betalen om alleen het monument te zien. Het is er druk. Rond het monument bevinden zich alleen maar marktkraampjes van Indianen met sieraden. Dit is het enige vierstatenpunt van Amerika. De staatsgrenzen zijn hier kaarsrecht. We staan hier op de grens van Utah, Colorado, New-Mexico en Arizona. Er staan van de vier staten vier marmeren monumenten met teksten over de staat. In het midden precies op het snijpunt van de grenzen ligt een bronzen plakkaat met de vier namen van de staten. Iedereen maakt hier foto’s.
Bij het laatste stuk naar Cortez is de natuur wederom anders. Het lijkt wel of we door een duinengebied rijden. Alles is zandkleurig en er is geen begroeiing.
Het bevalt hier best goed in Cortez. De temperaturen zijn hier een stuk lager maar nog altijd hoog, 28º C.
Na het simpele ontbijt in het hotel gaan we naar Mesa Verde National Park. Dit is een oud Indianen reservaat met pueblo’s, of te wel huisjes. Dit gebied is als tweede in 1978 op de Unesco Wereld erfgoedlijst gekomen. Dat zegt dus genoeg.
Het park heeft enorme afmetingen. In totaal hebben we wel ca. 90 mijl in het park gereden. Bij binnenkomst rijd je eerst kilometers door de bergen. Hèhè, eindelijk eens wat bochten en wat hellingen. Er zitten heuse haarspeldbochten in en de hellingen zijn soms wel 16 procent (denk ik). Ik haal de overdrijf ervan af en de auto draait ineens zo’n 1500 toeren meer. We bereiken het hoogste punt op 2613 meter. Een nieuw record voor mij met de auto. Onderweg zijn er veel uitkijkposten waar we stoppen om in de wijde omgeving te kijken.
We bezoeken eerst de Wetherill Mesa. Vanuit daar gaan we met een treintje in 45 minuten rond door een oud reservaat. In de verte zien we pueblo’s. De natuur om ons heen is schraal. Door de vele bosbranden zijn haast alle bomen verbrand. Het is een troosteloos gezicht, maar tegelijkertijd uniek en mooi. De chauffeur stopt een aantal malen bij de pueblo’s. We begrijpen niet hoe de Indianen in staat waren zich te vestigen in de steile wanden van de canyon’s. Het moet een heel geklauter zijn geweest.
De tweede route is de weg naar Chapin Mesa. Deze weg is beduidend minder spectaculair, maar we kunnen nu wel te voet naar de Spruce Tree House. Dit is spectaculair. We zitten middenin een historisch Indianen woning. Al deze pueblo’s lijken op elkaar. De Indianen maakten gebruik van een natuurlijke beschutting tegen het weer. Onder een overkraging in de canyon bouwden de Indianen hun stadje. Het complex bestaat uit meer dan 100 ruimten opgebouwd uit stenen en klei. We zien raampjes in de ruimten en zwarte plafonds van het stoken van hout. Er zijn zelfs kelders met een nauwe opening naar boven en een schoorsteen voor de lucht en de rook. Door de eeuwen heen zijn de pueblo’s een ruïne geworden. Gelukkig wordt het nu beschermd en geëerd.
Achter dit complex loopt een pad naar de East Loop en de West Loop. Het lusvormig westelijke pad loopt langs het Square Tower House, de Sun Temple en Sun Point. Nog spectaculairder is het oostelijk pad dat naar Cliff Palace en Balony House voert. Met 200 vertrekken is Cliff Palance het grootste woningcomplex van Mesa Verde. Balcony House is alleen bereikbaar via een negen meter hoge ladder of door een nauwe tunnel. (Dit hebben we niet bezocht.)
We rijden nog een rondje door het park en zien zogenaamde Pithouses. Dit zijn zeg maar eengezinswoningen, maar dan opgebouwd uit slechts een paar ruimten. In deze ruimten leefde het gezin. Alle verrichtingen zoals koken, slapen en leven vonden plaats in deze ruimten. Er is niet veel meer overgebleven van deze Pithouses. We zien alleen nog een soort van put, dat ooit eens een overdekte ruimte is geweest. Met informatieborden wordt aangegeven hoe het vroeger was.
De oorspronkelijke dorpsbewoners leefden hier van 1150 tot 1300. Daarna verlieten zij hun woningen en verhuisden. Deze woningen werden pas in 1880 ontdekt door rangers. Het park voert je terug naar de eeuwenoude, verdwenen Indianencultuur van de Anasazi. Mesa Verde betekent letterlijk Groene Tafel. De Indianen hebben na de bloeiperiode dit gebied verlaten. De reden zou een langdurige droogte geweest kunnen zijn. Er kan ook sprake geweest zijn van overbevolking.
We zitten nu al een tijdje in Amerika en wat ons opvalt, is dat we heel weinig dieren hebben gezien. Langs de kant van de weg zien we nauwelijks koeien, paarden of schapen. We hebben er nog geen 100 gezien. Katten hebben we al helemaal niet gezien en honden slechts enkele. Het is net of Amerikanen te lui zijn om honden uit te laten, je kunt het tenslotte niet met de auto doen. En da’s best raar als je alles met de auto doet. In het wild hebben we slechts wat eekhoorntjes en kalkoengieren gezien. Die waren dan wel weer spectaculair. Maar waar zijn alle andere dieren? Reeën, herten, moose, bizons, arenden? Afgeschoten? Zelfs de screaming eagle, die Amerika zoveel gebruikt als symbool, waar zijn ze?
We zoeken het vandaag dichtbij, maar vanwege de kleinschaligheid en slechte bewegwijzering kunnen we het Hovenweep National Monument en de Ute Mountain Tribal Park niet vinden. We rijden verder naar het Anaszani Heritage Center vlakbij de stad Dolores. Binnen in het museum bekijken we allerlei voorwerpen van Indianen die in de nederzettingen gevonden zijn. Het betreft hoofdzakelijk gereedschap en servies. Buiten bezoeken we Escalante Pueblo, Indianen dorpje bovenop een berg. Deze Indianen hadden een prachtig uitzicht op de wijde omgeving zodat ze vriend en vijand in de gaten konden houden. Beneden ligt het McPhee meer. Water hadden ze dus genoeg. De indianen leefde hier tussen 1129 en 1200. De nederzetting is in 1776 ontdekt door de Spaanse onderzoeker Father Silvestre Velez de Escalante die een veilige weg zocht van Santa Fe naar California buiten de Mohave woestijn en de Grand Canyon om.
Onderweg zien we zomaar in een wei een twintigtal bizons. Hèhè, ze leven nog. Gelukkig hebben we er nog een aantal in het echt gezien en zijn ze niet allemaal afgeslacht.
En wat kost het leven hier in de States nou eigenlijk? De beste referentiepunten zijn bier en benzine. Bier kost 3 (tot 5) dollar per fles of 0,5 liter = 2,35 euro en benzine 3,78 per gallon = 0,78 euro per liter. Dus bier is duur en benzine is goedkoop. Wijn is helemaal duur: 6 tot 15 dollar = 4,70 tot 11,70 euro.
We denken een makkelijke dag te hebben. We hoeven maar 140 mijl en de tijd gaat weer een uur achteruit, maar dat blijkt iets anders uit te pakken. Beginnend met het tijdverschil tussen Utah en Colorado. Het tijdverschil blijkt er niet te zijn. We zijn het overzicht geheel kwijt van de tijdzones.
Rijden over Highway 491 is een makkie. Het is een echte Amerikaanse omgeving. Regelmatig een dorpje, groene weilanden, kleine heuvels, rustige en brede wegen. Dat is zo’n beetje wat we onderweg zien. Het is het saaiste stukje tot nu toe. Het rijden schiet echter lekker op. Er rijdt haast niemand op de weg. De wegen zijn recht en we zijn in no-time in Utah. De natuur is in deze State gelijk een stuk mooier. Na de stad Monticello slaan we linksaf op Highway 191 het Canyonlands National Park in. Om er te komen moeten we echter eerst 34 mijl rijden. Heen en terug is dat dus zo’n 100 km. Dat doe je dus niet even. De weg is gevarieerd met bochten, hellingen en wildroosters. Het schiet dus niet echt op. Er rijdt niemand op de weg en dat geeft me altijd een naar gevoel. Wat gebeurt er als je met pech langs de weg komt te staan? Geen telefoon bereik. De weg naar het park is op zich zelf al een geweldig stuk natuurschoon. We zien voornamelijk rode canyon’s.
De eerste stop is bij Newspaper Rock. Dit is een rotsschildering gemaakt ergens tussen 0-1300. Indianen hebben in zwart/wit met symbolen een wand beschilderd, maar men is tot nu toe niet in staat geweest de symbolen te ontcijferen. Het lijkt op roet, maar het is verwonderlijk dat het minstens 700 jaar later nog steeds aanwezig is.
We rijden door tot aan de betaalpost, maar deze is gesloten; “bij het informatiecentrum betalen” staat op het raam. Zo rustig is het hier. In het park rijden we rond met de plattegrond van het informatiecentrum. We rijden nu in de canyons. In het lage gedeelte dus. Als je het park vanuit Moab zou bezoeken zit je op het vlakke bovengedeelte van de canyons. Aan de noordkant kijk je juist van grote hoogte in het park. We zijn daar overigens niet geweest. Wat opvalt, is dat de natuur in het park erg gevarieerd is met kleuren, vormen en gesteenten. Het is prachtig maar zeker niet het mooiste park van Amerika.
We lunchen in een restaurant/winkeltje vlakbij het park. De bazin heeft ADHD en de baas verzorgt voor ons een prima lunch. We zijn verrast door de spontane vriendelijkheid en de humor waarmee het koppel de winkel runt. Er is haast niemand in het restaurant. Alle koelkasten, vriezers en airco draaien op volle toeren. Het water wordt met tanks per vrachtwagen verzorgd. Elektriciteit is er gelukkig wel, maar dat is dan ook het enige. Waar leven die mensen toch van?
Na het inchecken bij het hotel in Moab rijden we meteen door naar het Arch National Park. Bij binnenkomst zijn we verrast door de enorme rode rotspartijen. Dit is echt schitterend mooi. We nemen veel foto’s in het park en willen haast iedere rots vastleggen op foto. Op diverse plaatsen in het park liggen ‘arches’, natuurlijk gevormde bogen van steen waar het park zijn naam aan te danken heeft. Het opvallende van de rode rotspartijen is dat ze haast overal anders gevormd zijn. We zien o.a. smalle plaatvormige rotsen, ronde ‘menhirs’ en gesteenten waar grote keien bovenop liggen. Het is allemaal moeilijk te beschrijven en de foto’s brengen niet over wat we in het echt zien. Het is in ieder geval uniek en in mijn geval een van de mooiste dingen tot nu toe in de States.
Ook Arch ligt aan de rivier de Colorado net als zoveel andere parken. Wat heeft Amerika veel te danken aan deze rivier. Alle bogen hebben een naam en binnenin het park ligt een groot duinen gebied. We zijn telkens verbaasd hoe gevarieerd de natuur in Amerika is, zelfs binnen een park.
We raken een beetje verzadigd van de natuur en beginnen moe te worden. Nadat we alle wegen hebben gehad rijden we terug naar het hotel. Uiteindelijk hebben we toch nog heel wat kilometers gemaakt. De parken in de States zijn zo groot dat je er uren in kunt rijden. In een park als Arch rijd je zo 40/50 mijl.
Het was vandaag weer heerlijk 100 Fahrenheit (38º C).
Opvallend detail is dat op ontzettend veel plaatsen oude auto’s bij de huizen in de tuin staan. Bij ons gaan oude auto’s naar de sloop, maar hier laten ze die gewoon staan. Als ze er maar lang genoeg staan worden ze vanzelf antiek. Hier zijn dus nog veel wat auto’s te halen om ze op te knappen, duizenden.
We vervolgen de weg op interstate 70. Deze snelweg is zeer rustig. Aan weerszijden van de snelweg zien we niet meer dan een woestijn. Het is misschien wel het saaiste stuk weg tot nu toe, maar als je nog nooit woestijnen in je leven hebt gezien is zelfs dit best wel mooi. Bij Green River slaan we linksaf op Highway 24. Het mag dan wel een binnendoor weg zijn, maar we rijden er even hard als op de interstate.
De weg is recht. 35 km rijden we over een kaarsrechte weg. Misschien wel een record voor mij. En toch verveelt het niet. Het rijdt heel relaxt.
Aanvankelijk is de natuur om ons heen nog saai, maar gaandeweg wordt deze steeds mooier en mooier. Het hoogtepunt bereiken we bij Capitol Reef. We zien hier voornamelijk rood gesteente. Het Capitol Reef National Park is toch ook weer anders dan wat we tot nu toe gezien hebben. Naast het rood gesteente ook veel andere kleuren. Diverse kleurenlagen wisselen elkaar af in de rotsen. Met een afstand van 10 mijl heen en 10 mijl terug zijn we zo door het park heen. We hebben nu al zoveel rotsen gezien dat het ondertussen wel wat sneller kan.
Net voor Hanksville zien we een ware oase. We rijden door de woestijn, maar langs de Dirty Devil rivier is een groene strook met planten. Best wel vreemd om te zien.
Na Capitol Reef rijden we door het Dixie National Forest op Highway 12. Vanaf hier is het eigenlijk alleen maar bochten en hellingen tot ons hotel in Cannonville. Let wel, we hebben het over een afstand van ca. 90 mijl vol met bochten en dat is zeldzaam tot nu toe. Onderweg zien we vooral dennenbomen. De hellingen zijn steil en zeer eenzaam. Het is een mooie weg voor de motorrijder. We bereiken het hoogste punt op 9300 feet (2835 m) en dat zonder dat we er erg in hebben. We hebben er niet extreem voor moeten klimmen met haarspeldbochten. Onderweg zien we voor het eerst wilde koeien en een ree langs de kant van de weg.
Bij het piepkleine plaatsje Boulder nemen we eindelijk onze lunch. In een romantische omgeving genieten we in rust van onze lunch. Voor het raam fladderen kolibries op een meter afstand terwijl ze naar binnen kijken. “Hé, heb je wat te eten voor mij?” Geweldig, zo dichtbij. Helaas is de camera te traag om ze goed vast te leggen.
Na Boulder rijden we een stukje door het Grand Staircase National Monument. En alweer zijn we verbaasd over het gesteente. Nu is het meer beige kleurig. De steile bochtige wegen door het park maken het weer een waar genot om er te rijden. Toppunt is als we aan weerszijden van de weg een afgrond zien terwijl de weg slingert en vol met steile hellingen zit. Goed opletten dus. Als je hier de bocht uitvliegt lig je beneden! En al weer stoppen we regelmatig om het gebergte op foto vast te leggen. We hebben er al heel wat. Vervolgens weer een stukje door het Dixie National Forest en weer een stukje Grand Staircase National Monument.
De weg wordt steeds eenzamer en eenzamer terwijl de omgeving steeds mooier wordt. We hebben het idee dat we naar het einde van de wereld rijden. We komen aan in Cannonville. Er is geen restaurant in het stadje. De eigenaar van het hotel runt naast het hotel een winkel en een benzinestation. Met het eten hebben we echter geluk en hoeven niet naar een ander dorp door te rijden. Vanavond is namelijk de jaarlijkse muziekavond, Bearfestival genoemd, waar lokale ‘artiesten’ een optreden verzorgen. Voor 5 dollar pp krijg je een bord vol met hotdog, hamburger, kippenvlees en een drankje. Het is lekker weer en we eten eenvoudig op het lokale grasveld terwijl op de achtergrond de muziek speelt. De band bestaande uit 18 man speelt eenvoudige country- en folk muziek. Amateurisme ten top, maar iedereen doet zijn best en het klinkt best lekker. Een van de hoogtepunten is een man die met zijn mond het geluid van een stoomtrein kan nadoen, geweldig. De liedjes worden door een presentator aan elkaar gepraat. We hebben een leuke avond. Erg verrassend wat je op vakantie allemaal meemaakt.
Het is een kleine hechte gemeenschap hier in Cannonville. Iedereen kent elkaar. De eigenaar van het hotel heeft zes kinderen. Hij verkoopt geen alcohol en op de kamer ligt het boek “The book of Mormon, another testament of Jesus Christ”. Tijdens de muziekavond werd regelmatig het woord “Jesus” genoemd. Er werd geen alcohol gedronken, alleen “Rootbeer”, een soort van frisdrank. Het zegt genoeg over waar we zijn.
Achter het hotel ligt het gebergte van Bryce Canyon. Het is hier dus prachtig vertoeven maar wel heel verlaten. Wat zal het hier van nacht rustig zijn.
We hebben ondanks de korte afstand toch een druk programma vandaag. Een klein stukje rijden en we zijn al bij het Bryce Canyon National Park. We rijden eerst 20 mijl door naar het einde van het park. Het park is totaal anders dan alle parken tot toe. Dit park is heel groen. Dit komt door de hoge ligging van 2731 meter. We rijden door een bos. Aan het einde maken we eerst een wandeling waar we eekhoorntjes tot op een meter afstand kunnen fotograferen. Daarna rijden we terug en stoppen haast bij elk uitkijkpunt. Eerlijk gezegd viel het park best tegen. Ik had er hoge verwachtingen van. Veel andere mensen vonden het schitterend.
Bij een van de uitkijkposten zit een raaf. Raven leven in Nederland haast niet meer. Ze zijn dus uniek voor ons. We kunnen het beest tot op een halve meter benaderen. Hij kijkt wat brutaal om zich heen, terwijl we er op los fotograferen. Ondertussen staan er wel 20 mensen om het beest heen, maar hij blijft lekker zitten. Geweldig.
Eenmaal vooraan in het park bij Bryce Point begrijp je pas wat anderen bedoelen. Het uitzicht is hier echt bizar. Dit is geweldig en uniek. In Bryce lijkt het gesteente meer op stalagmieten. De toppen van het gesteente zijn vaak afgerond, waar vervolgens weer een andere ‘bolvormige’ stenen opzitten.
Na het Bryce park rijden we over Highway 12, 89 en 9 naar Zion National Park. Het is een lekker stukje weg met bochten en hellingen.
In Zion zijn we wederom verrast door het gebergte. Wanneer houdt het nou eens op met variëren? De eerste bergen die we zien hebben allemaal horizontale en verticale streepjes in een ruitpatroon. Hoe komen die streepjes nou weer in het gesteente? Als je wilt kun je je verdiepen in hoe alle gesteentes in de parken ontstaan zijn. Het ontstaan van de rotsen wordt overal toegelicht met infoborden.
We gaan via een heuse pas met haarspeldbochten naar beneden in het dal van het park. Daarna moet je met de shuttlebus door het park. Het is bloedheet en we stappen maar niet te veel uit. En ja, het gebergte is nu weer anders. De gebergten worden canyons genoemd, maar voor mij zijn het gewoon hoge bergen zoals in de Alpen. Ze zijn alleen erg hoog en erg steil. De hoogste toppen zitten rond de 7800 feet (2377m).
De bustocht duurt 2 maal 40 minuten (heen en terug). Een geluidsband vertelt ondertussen details over het Zion park. Aan het einde stappen we uit en wandelen we de 1,5 km lange rivertrail. We zien daar de eekhoorns (Albert Squirrel) die veel groter zijn dan de Kaibab Squirrels. Ze zijn zo tam dat ze gewoon langs je voeten lopen. We hebben dus alle gelegenheid om ze te fotograferen.
Bij St. George schieten we meteen freeway 15 op richting Las Vegas. Het is telkens moeilijk een voorstelling te maken hoe de wegen en de omgeving er uit zullen zien. Links en rechts van deze snelweg zien we een hoog gebergte waar we lekker tussendoor slingeren. Het gebergte is kaal, steil en ruig. We zitten dus in een woestijn. Na de grensovergang bij Arizona verdwijnt het gebergte en wordt de snelweg weer recht. Bij Logandale slaan we van de snelweg af en nemen de binnendoor weg via het Lake Mead National Recreation Area. Ik wist niet dat dit ook een National Park was. Des te vreemder is het om te zien dat er haast niemand in het park is. Eerlijk gezegd is dat niet zo vreemd. Het park is hoofdzakelijk woestijn en niet bepaald het mooiste wat we gezien hebben. Het meer is wel bijzonder, maar je rijdt daar redelijk ver vanaf. We rijden kilometers eenzaam door het park tot aan de Hoover Dam. Hier bevinden zich echter massa’s toeristen. Ik had natuurlijk wel een voorstelling gemaakt van de dam door de verhalen van kennissen. De grootte vind ik echter tegenvallen. De hoogte daarentegen vind ik bijna angstaanjagend hoog. We lopen wat rond net als alle andere mensen en vertrekken weer. De dam is vernoemd naar Herbert Hoover die een sleutelrol speelde bij de bouw van de dam. De bouw begon in 1930 en werd in 1936 afgerond. Lake Mead is ontstaan na de bouw van de dam. De dam is 221,41 meter hoog en is daarmee de tweede grootste van de USA.
Via de snelweg komen we Las Vegas binnen. Het is een enorme stad en het verkeer perst zich met hoge snelheid in de stad. Las Vegas betekent in het Spaans “De Weilanden” en er wonen 584.000 inwoners. Het is de grootste stad van Nevada. Las Vegas is pas gesticht in 1905 en werd in 1911 officieel een stad.
Het hotel is totaal anders dan alle hotels tot nu toe. Het Baymont Hotel is modern, lux, nieuw en verzorgd in tegenstelling tot alle andere hotels die we hebben gehad.
We rusten wat uit en een shuttlebus brengt ons rond 20.00 uur naar de strip. De chauffeur dropt ons bij The Venetian. We krijgen allerlei tips voor shows e.d., maar probeer dat maar eens te vinden in een onbekende stad zonder plattegrond. We lopen net zoals tienduizenden mensen (toeristen) op de strip die in eigenlijk Las Vegas Boulevard heet. Het is nog net licht. We duiken een winkelcentrum in. Nou ja winkelcentrum? Bij ‘The Forum Shops at Caesars’ lijkt geen einde aan te komen aan de promenades. Boven ons zien we een blauwe hemel alsof je buiten loopt, maar het is allemaal nep. De winkels zijn prachtig, duur en smaakvol ingericht. De promenades lopen over in casino’s en vice versa. De restaurants zijn duur, maar dat was te verwachten. Als we eenmaal weer buiten zijn is het donker en branden de neonlichten. De temperatuur is hoog en zwoel. Iedereen loopt in zomerkleding. We zijn enorm verbluft door de grootte van de gebouwen. Er heerst een sfeer die we nog nooit eerder mee hebben gemaakt. Alles is zo enorm groot, druk, maar ook ordelijk, uniek en toeristisch. Op straat lopen allerlei verklede figuren ronden uit films en tekenstrips: Homer Simpson, Sponge Bob, Ninja Turtels, Mickey Mouse te veel om op te noemen. Allen hopen op een foto met een toerist om zo een fooi te vangen. Er lopen prachtige jonge meiden rond in sexy bikini’s en hoge pumps. Ook deze dames willen iets van je, maar eerlijk gezegd ben ik daar nog niet achter. Ik durf ze niet aan te spreken of te fotograferen uit angst voor de dames. Je weet maar nooit waar je aan vast komt te zitten! Haha. Er lopen heel wat (voornamelijk) mannen rond die met kaarten klepperen en proberen zo’n kaartje in je handen te drukken. Op de kaartjes staan blote vrouwen. Duidelijke uitnodigingen voor erotische shows. Als we voor het Bellagio hotel zijn begint de waterfonteinshow. Het ziet er indrukwekkend uit door de muziek, alle lichten en de bewegingen van het water. Door de Vegas Boulevard rijden massa’s auto’s over de twee maal drie banen. Ja, de weg is hier net zo breed als een snelweg in Nederland. Soms rijdt er een lange limousine met gillende meiden er in. Die gaan nog een spannende avond tegemoet! De toeristen zijn hoofdzakelijk gekleed in shorts en T-shirts, maar er zijn ook heel wat jonge meiden die lekker chique gekleed en opgemaakt zijn. Die zijn dus op zoek naar een mooie avond. De reclamelichten flitsen aan alle kanten. Net als in Timesquare New York worden er reclamefilmpjes afgespeeld op de gevels van de gebouwen. We zien een Harley-Davidson café, maar drinken er niets. We dineren bij een Italiaan en dat bevalt ons prima. Omdat aan alles een einde komt, gaan ook wij rond 22:30 uur weer naar het hotel. De shuttlebus rijdt niet meer en we lopen in 30 minuten naar het hotel. En dat valt nog vies tegen in de nacht. Het duurt veel langer dan ik dacht en onderweg komen we diverse ongure figuren tegen.
De dag loopt anders dan gepland. We besluiten niet twee dagen in Las Vegas te blijven, maar door te gaan naar California. Gisteren hebben we een goede indruk gekregen van Las Vegas. We hebben veel gezien. Natuurlijk hebben we niet alles gezien, maar een hele dag wachten om pas ’s-avonds weer naar de strip te gaan zien we niet zitten. Na het ontbijt pakken we de koffers. We hebben eindelijk eens een fatsoenlijk ontbijt met wat meer variatie. Het hotel is beduidend beter dan de andere.
Later in Nederland wordt er nog wat geld teruggestort op mijn rekening en blijkt dat we in Las Vegas overnacht hebben voor maar 21 euro voor 2 personen inclusief ontbijt. Kijk dat zijn nog eens prijzen.
Voor we weg gaan willen we nog langs een Harley-Davidson dealer in Las Vegas. De GPS brengt ons naar de locatie, maar we zien geen dealer. We doorkruisen ondertussen de strip. Toch leuk om er (weliswaar) even over te rijden.
Via Interstate 15 en Highway 58 rijden we via Barstow naar Bakersfield. Ik had vooraf wat hotels opgezocht met mijn laptopje. Toch handig een pc. De hele reis is eigenlijk saai. De 281 mijl lange tocht doen we in twee etappes. Het hele stuk rijden we door een woestijn met weinig mooie omgeving. De weg is meestal recht. We zien toch regelmatig een huisje in de woestijn. Wat bezielt de mensen toch om daar te gaan wonen? Net over de grens van California nemen we een pas van 1440 meter hoog. Op zich geen hoge pas, maar de weg is recht en er lijkt geen einde te komen aan de helling. Voor mijn gevoel is de helling kilometers lang. Ik heb nog nooit zo’n lange helling mee gemaakt. Sommige vrachtwagens vallen haast stil. De motor van de Nissan moet zeker twee zo hard werken om de helling te halen. Dan volgt de Mojave woestijn waar de snelweg langs ligt.
Net voor Bakersfield zien we alleen maar heuvels met hooi. Wederom een uniek gezicht. Het lijkt wederom op een maanlandschap, al begint die maan ondertussen wel veel variaties te kennen.
Ik had een hotel in het centrum van Bakersfield uitgezocht, maar we belanden voor de zoveelste keer in een saai stadje waar niets te beleven valt. De straten zijn saai, met hotels, benzinestations, winkels en meer niet. De wegen in de meeste steden zijn recht. Ze missen een kern met kleine bochtige wegen en een dorpspleintje waar een kerk, een kroeg en winkels zijn. In die zin is Amerika vreselijk saai.
We dachten naar een koelere omgeving te gaan, maar niets is minder waar. De thermometer staat op 103 fahrenheit (bijna 40ºC), een nieuw record.
De grote National Parken met de canyons zijn voorbij. Vanaf nu zijn het vooral bossen met grote bomen. Vanaf Bakersfield rijden we via Highway 178 naar het Isabelle Lake. We zien geen bomen aan de oever waar we lekker verkoeling kunnen zoeken met onze voetjes in het water. We staan in de zinderende hitte en rijden maar weer snel door in de auto met airco. We rijden 160 km door het Sequoia National Forest en hiervan is zeker 140 kilometer alleen maar bochtenwerk. Het is ongetwijfeld een record voor mij. De bochten volgen elkaar bijzonder snel op, meestal links-rechts-links-rechts, enz. alsof je aan het slalommen bent. Geweldig, maar het vraagt erg veel concentratie van de bestuurder en erg veel van de maag van je passagier. Op een gegeven moment werd zelfs de GPS kotsmisselijk! De GPS gaf in eens een andere aankomsttijd en een andere richting aan. We reden volgens de GPS in omgekeerde richting en soms naast de weg. Compleet van slag was hij (of is het zij?) Er is bijna geen verkeer op de weg en zodoende kun je lekker je eigen tempo bepalen.
Als we het Sequoia National Forest inrijden is het aanvankelijk nog kaal. Langzaam maar zeker zien we steeds meer bomen. Ze worden hoger en hoger. Er staan al enkele knoeperds tussen. Nu begrijpen we de naam van het bos. Het is min of meer de groene ‘voorstad’ van Sequoia National Park, waar we morgen naar toe gaan.
De weg naar het Sequoia National Park gaat net als gisteren, bocht na bocht. In totaal hebben we weer 60 mijl geslingerd. Spoedig zien we de eerste hoge bomen. De eerste aah’s en ooh’s komen uit onze monden en het zijn nog niet eens de hoogste bomen in het park, maar ze zijn wel prachtig. Iedereen stopt bij de eerste bomen uit enthousiasme. Allemaal even voelen aan de bomen en van dichtbij bekijken. De bomen hebben een vrij zachte schors. Ze zijn enorm sterk en kunnen zelfs tegen bosbranden. Hoe krijg je die enorme boom op de foto? Alleen de voet lukt nog wel, maar in zijn totaliteit niet. Met een auto of een mens bij de voet zie je pas hoe groot de boom is. De hoogte inschatten is totaal onmogelijk. We rijden door naar de General Sherman, de grootste boom in het park. Het uitdrukken van de grootste is een beetje moeilijk. Bedoel je de hoogste, de dikste, de boom met het meeste hout of de oudste? De General Sherman is de boom met het meeste hout, nl. 1487 m3 en weegt 1256 ton. Hij is 86 meter en omdat hij de top mist wordt hij niet hoger, wel dikker. Hij is echter 1000 jaar jonger dan de oudste bomen (2500 jaar). De omtrek bedraagt 33 meter op grondniveau. De General Sherman Tree dankt zijn naam aan de burgeroorlog. De hoogste boom is 95 meter, maar deze boom heeft geen naam. De oudste bomen zijn 3200 jaar. Op de hele wereld zijn er nog maar 75 clusters van deze boomreuzen en 30 daarvan staan in het Sequoia en King’s Canyon National Park. Ongelooflijk allemaal hè?
Het verbaast me dat de bomen zo weinig beschermd zijn tegen de toeristen. Ze kunnen natuurlijk wel veel hebben, maar een asfalt aanleggen vlak tegen de stam vind ik toch redelijk dom. De bomen worden toch dikker!
Het King’s Canyon National Park bezoeken we niet meer. Het is te ver heen en terug en bijzonderder dan de General Sherman wordt het waarschijnlijk niet meer.
Het hotel in Visalia ziet er goed uit. Het is een stuk beter dan die we tot nu toe gehad hebben. Helaas is bijna iedere dag te warm geweest om buiten te zitten. Als we een park bezoeken is het auto uit en auto in. Dineren doen we overal binnen bij de airco. Bij de lunch zitten we ook altijd binnen. Met temperaturen tussen 35 en 40 graden is het buiten niet uit te houden. Ik mis het buitenleven, lekker op een terrasje zitten, een biertje drinken of gewoon een boek lezen. Ja een boek, je leest het goed.
Vanuit Visalia rijden we binnendoor naar Oakhurst. De weg voert door het binnenland van California. Dit hele gebied ziet er een beetje hetzelfde uit. Het is heuvelachtig en droog. De bomen zijn wel groen, maar het gras is toch meer hooi. Weinig runderen dus. Die zouden te weinig vocht binnen krijgen. Wel zien we veel tuinderijen met boompjes en fruitgaarden. Al deze gaarden worden geïrrigeerd. Ze staan er allemaal diep groen bij en dat steekt best af t.o.v. het dorre landschap.
Er zit wel enige variatie in het landschap. Dan is het weer wat vlakker en dan is het weer sterk of matig heuvelachtig. Marion vindt het een mooie omgeving, maar mij kan het weinig bekoren. Voor mij is het veel te dor. Af en toe zien we een leuk dorpje, maar gemiddeld gezien is California niet mijn land.
We bereiken het hotel. Het zijn meer houten chaletjes. Ik tel er tien. Het ziet er wat romantisch uit. Er is haast geen internet dus Marion zit lekker te balen.
We rijden naar het Yosemite National Park. We zijn vroeg en we zijn er zo. De weg is weer heerlijk slingerend door het groene berglandschap. Ik houd het tempo er in. Het is wel leuk om sportief door de bergen te rijden. Onderweg worden we vaak gewaarschuwd voor beren. We kijken links en rechts, maar uiteraard zien we niets. Je zal maar raar opkijken als er ineens één voor je op de weg staat, of als je aan het wandelen bent…. Ik ben er niet zo bang voor om er een tegen te komen. Het stikt overal van de toeristen en ik denk dat het wild liever de mensen vermijdt dan ze opzoekt. Behalve de eekhoorntjes dan. Die zijn redelijk tam en benaderen je van dichtbij. In sommige parken staat een boete van 100 dollar op het voeren van eekhoorns. Bij het visitors centrum parkeren we de auto en gaan per shuttlebus verder. We rijden alleen maar door dicht beboste wegen. Is dit nou zo geweldig? Bij halte 15 stappen we uit en beginnen net zoals veel andere mensen aan een trail naar de watervallen. Vanaf het begin is het meteen erg steil. Ik hoor Marion al hijgen. We weten natuurlijk nog niet wat ons te wachten staat. Hoe lang is het nog? Is het steil? Marion haakt af. Ze houdt het voor gezien. Haar eReader biedt uitkomst als ik alleen doorstap. In een hoog tempo ga ik door. De trail naar de Vernal waterval is in totaal 2,9 mijl en overwint een hoogte van 308 meter, maar daar kom ik natuurlijk pas achter als ik terug ben. De weg is zwaar, zeg maar extreem zwaar. Persoonlijk houd ik wel van dit soort uitdagingen. De weg is niet netjes geplaveid. Het pad is ruw met grote stenen als traptreden. Het is afzien. Het is bloed heet, maar ik geef me niet gewonnen. De waterval komt dichterbij en dichterbij. Ik fotografeer en film de waterval en de natuur voor Marion en de familie. Ik wil hoger dan de waterval. Ik vraag me af hoe het daarboven is. Eenmaal boven heb ik het gevoel dat ik tien kilometer hard heb gelopen. Zo zwaar was het. Boven de waterval is de omgeving anders. De rivier is een meertje waar mensen in zwemmen. Het uitzicht is geweldig. Ik ga weer terug met een hoog tempo. Het is nu een stuk makkelijker, maar de grote treden doen de spieren in je benen trillen. Ze zijn oververmoeid. Ik kom weer bij Marion en we besluiten maar terug te gaan. Ik ben kapot.
In totaal zijn er 11 watervallen in Yosemite NP. De meeste liggen op een trail. Dus als je ze allemaal wil zien mag je wel een week uit trekken. De bus brengt ons terug en we vertrekken meteen naar Jamestown.
In Jamestown worden we verrast door ca. 100 historische auto’s en hotrods. Geweldig. Ik wil het meteen fotograferen, maar een douche weerhoudt ons even. Eenmaal buiten zijn helaas veel auto’s weer weg. Wat er nog staat fotografeer ik. Het zijn bijzonder mooie auto’s.
We nemen voor het eerst een drankje op een terras bij een bar. “No alcoholic drinks behind this border” staat preuts op het hek. Eén meter verder en de sheriff slingert je op de bon! Zo is Amerika. Met eigenbouw auto’s rondrijden die nergens aan hoeven te voldoen mag wel, maar een biertje drinken buiten het terras mag niet.
We hebben nog wat tijd om het leuke stadje te bekijken. Het is een van de weinige keren dat we in een leuk stadje zijn. Jamestown is aardig toeristisch voor het inwonersaantal. Dat zien we dan ook in de restaurants. Die zijn haast leeg. Bij de chinees zijn we aanvankelijk de enigen. Een tempex bak biedt uitkomst voor het laatste restje voor het ontbijt voor morgenvroeg. Het is hier doodgewoon dat je in een restaurant het overgebleven eten mee naar huis neemt.
Het hotel is ook weer anders. Het is heerlijk rustig hier en de kamer voldoet prima.
We hoeven alleen van Jamestown naar San Francisco te rijden. De 127 mijl gaat voor een groot deel over de freeway. Het wegdek is slecht op deze 4/5 banen tellende snelweg. De auto’s rijden hard. Voor mij mag het allemaal wat minder. Met dezelfde snelheid rijden we Hayward en Oakland binnen. Ik moet goed opletten, want de ene naar de andere afslag volgt. De snelweg wurmt zich door de voorsteden. Ter plaatse van de Oakland Bay Bridge staan wel meer dan tien tolhuisjes naast elkaar. Het is schuifelen tot je vijf dollar tol mag afgeven. Via deze ‘trechter’ rijden we San Francisco in. Afslag 2B brengt ons binnen vijf minuten naar het hotel. Uiteindelijk rijden we drie kwartier langer over de totale route vanwege alle drukte. We rijden in het centrum van SF. Het is een drukte van jewelste. Het krioelt er van de voetgangers en de auto’s. De wegen zijn erg steil. Toeristische kabeltreintjes – cable cars genoemd – worden omhoog getrokken door kabels onder de grond in de steile straatjes. De GPS leidt ons feilloos naar het hotel. De auto kunnen we de komende dagen parkeren in een parkeergarage vlakbij het hotel. Het kost wel 104 dollar. Je levert de auto af en een bediende zet vervolgens de auto in de stalling. Het hotel telt zeven verdiepingen en ca. 60 kamers. Het is oud, maar nog wel netjes. Wij zitten op de zevende verdieping. Op de tweede verdieping is een soort van livingroom, waar alleen internet verbinding mogelijk is. Naast ons hotel begint China Town. Bij de toegangspoort doen Chinezen traditiegetrouw tai chi-oefeningen. Voor ons best een raar gezicht, al die yoga-achtige bewegingen in openlucht. Na de lunch lopen we wat door China Town. China Town is ontstaan in 1848 toen Chinese mijnwerkers naar SF stroomden. China Town geldt met zo’n 100.000 bewoners als de grootste Aziatische gemeenschap buiten Azië. Ongeveer de helft spreekt nog altijd geen Engels. In China Town krioelt het van de winkeltjes en de mensen. Het zijn voornamelijk souvenirs, voedsel en kledingwinkels. In de souvenirwinkels zie je vooral veel kitsch. Chinezen houden van bling-bling. Veel ornamenten zijn in goud(kleur) uitgevoerd. Beelden, glas, schilderijen, marmer, van alles is er te zien. Bij sommige voedselwinkels kun je maar beter niet kijken. Vlees en vis liggen gewoon ongekoeld – weliswaar gedroogd – in de schappen. Vliegen e.d. hebben vrij spel. Soms is het beter als je niet weet hoe je voedsel wordt bereid of bewaard. Verder rusten we nog wat, we zijn moe.
De temperatuur ligt rond de 60 fahrenheit en dat is zo’n 18 ºC lager dan we gewend zijn. We trekken voor het eerst lange broeken en een jasje aan.
’s-Avonds wandelen we door Market Street, de grote winkelstraat van SF. De daklozen, hangjongeren en de groepen zwarten geven in de avond niet echt een veilig gevoel. We keren terug en dineren in een leuk eetcafé. Het leven is erg duur in deze stad. Voor twee biertjes en fish&chips betalen we 46 dollar.
In de avond, als het wat rustiger op de wegen wordt, komt het vuiltransport op gang. Dat zie je in veel steden. Containers worden met veel lawaai geleegd. Het lastige is alleen, dat dit door verschillende bedrijven wordt gedaan, waardoor heel de avond wel lawaai op straat is. En dat gaat eigenlijk zo door in de nacht.
Sirenes klinken af en toe in de nacht. Het gillen van de sirenes is straten ver nog te horen. In de ochtend is er volop verkeer voor de bevoorrading van de stad.
We wandelen naar Market Street, maar gaan nu de andere kant op richting de baai. Om ons heen wordt de bebouwing steeds hoger en hoger. Zoals in zoveel steden is ook Financial District opgebouwd uit veel moderne hoogbouw. De hoogbouw is zo hoog en kolossaal, dat het in New York niet zou misstaan. Aan het einde van de straat komen we bij het Ferry Building, waar vandaan de veerboten naar de overzijde van de baai vertrekken. In de verte ligt de enorme Bay brug waarover we gekomen zijn. Op het plein staat een beeld van Gandhi. Dat hadden we hier niet verwacht. Het beeld is door de jaren heen regelmatig slachtoffer geweest van vandalisme. We lopen vervolgens langs de pieren beginnend bij nummer 1. Het is een hele tippel, maar pier 39 bereiken we toch vrij snel. Pier 39 is de meest toeristische pier. De hele pier bestaat uit winkels, bars en restaurants. Via Stockton lopen we richting China Town naar het hotel. We zijn verrast als we eerst een Italiaanse wijk doorkruisen. Met de vele restaurantjes ziet het er gezellig uit. Helaas is het te ver van het hotel om er ’s-avonds nog even snel te gaan eten. In China Town lopen we een winkel binnen waar alleen voedsel verkocht wordt, dat we nog nooit gezien hebben in ons leven. Wat wijken Chinezen veel af met hun voedselgewoonten. Het is moeilijk te beschrijven wat er dan wel in de winkel ligt.
Na de middagrust vertrekken we richting het vliegveld om Julia een vriendin van Marion op te halen. Het zit even niet mee, omdat we niet bij de terminal mogen parkeren. Julia is er nog niet en we moeten wel vier keer een ronde maken over de snelweg om de tijd te overbruggen. Eindelijk is er dan de eerste kennismaking met Julia. Het heeft 12 jaar geduurd voor Marion en Julia elkaar zien.
Na de vriendschappelijke omhelzing vertrekken we naar een Japans restaurant in de stad. Olga, een andere vriendin van het fantasyclubje zit al in het restaurant op ons te wachten. We schuiven net op tijd aan de tafel waar nog twee andere stellen zitten. De kok bereidt voor ons op een vermakelijke manier een maaltijd. We genieten terwijl de drie dames en ik ons lekker vermaken.
Na de nachtrust en het ontbijt vertrekken we met z’n drieën naar de Fisherman’s Wharf. We gaan er met de auto heen. Volgens Julia is alles binnen SF op vijf minuten afstand. Deze uitspraak zal ze nog vaak herhalen. En later blijkt dat ze nog gelijk krijgt ook, nou ja, op een paar uitzonderingen. Julia bevestigt mijn gedachte over de Amerikanen; ze lopen niet, maar gaan overal met de auto naar toe. Geen wonder dat ze dan zo dik zijn, denk ik dan. Ja, dikke mensen hebben we heel wat gezien. Vaak zijn ze extreem dik. Zo dik dat ze niet meer ‘normaal’ kunnen lopen. En soms letterlijk zo rond als een tonnetje.
In deze toeristische omgeving aan de noordzijde van SF slenteren we wat rond door de winkeltjes en de pieren. We drinken en eten er wat.
In de middag bezoeken we Alcatraz. In het Spaans betekent dit Pelikaan. Een vogel die we later nog veel zullen tegenkomen langs de kust. De boot naar het eiland vertrekt vanaf pier 33. Julia heeft vooraf kaartjes gekocht en dat is maar goed ook, want het is een drukte van jewelste bij de pier. Moet dat allemaal in de boot? Eenmaal op de boot blijkt er ruimte voldoende. Per dag vertrekken er duizenden toeristen om de voormalige gevangenis te zien en dat tegen de kostprijs van 69 dollar pp. De boot brengt ons er in 10 minuten naar toe terwijl we een mooi uitzicht hebben op de skyline van SF.
De gevangenis sloot op 21 maart 1963 haar deuren. Gemiddeld verbleven er 260 gevangen op het eiland. De gevangenis telde 336 cellen en 42 isolatie cellen. De gevangenis is 29 jaar in gebruik geweest en in die tijd lukte het slechts vijf gevangenen om te ontsnappen. Acht gevangenen zijn vermoord door andere gevangenen, vijf pleegden zelfmoord en 15 overleden aan een natuurlijke dood. Het was een hel om in Alcatraz gevangen te zitten. De cellen zijn bijzonder klein. Alle cellen hebben traliehekken aan de gangzijde waardoor geluid en stank tot alle cellen doordrong. Dat het gestonken moet hebben zal ongetwijfeld waar zijn. In iedere cel staat een wc-pot, wastafeltje, bed en een plankje. De deuren kunnen per sectie centraal mechanisch geopend worden door een bewaker. Er zijn bekende films gemaakt over Alcatraz zoals “Escape from Alcatraz” met Clint Eastwood en “The Rock” met Sean Connery en Nicolas Cage. Bekende criminelen zoals Al Capone verbleven hier een tijdje. Ze verbleven in diverse cellen en daardoor wordt thans niet aangegeven in welke cel ze verbleven.
In 1969 bezette een groep indianen het eiland. Ze verbleven 2 jaar lang op het eiland en trachtten op deze wijze hun eis voor een Indiaans Cultureel Centrum kracht bij te zetten. Deze groep verloor in de ogen van de gemeenschap hun geloofwaardigheid door de hoeveelheid beschadigingen, zoals graffiti, vandalisme en een brand die het huis van de oppasser van het Lighthouse verwoestte. In juni 1971 verwijderden Federal Marshalls de indianen van het eiland. De graffiti is nog altijd zichtbaar op de muren en de watertank.
Sinds 1972 is Alcatraz één van de vele nationale parken onder beheer van de National Park Service en sinds 1973 is het eiland opengesteld voor publiek.
Na het bezoek gaan we tapas eten bij restaurant Coqueta op pier 5. De menukaart laat hoge prijzen zien, maar we eten er toch. We zitten in een chique tent. De ambiance is goed. Een glas wijn kost 14 euro. We bestellen allerlei gerechten en laten het ons goed smaken. Als ik wil afrekenen is Julia me voor. Het zal ongetwijfeld een aardige rekening zijn geweest.
We lopen terug via een parkeergarage. Als ik de deur in een trappenhuis open stuit deze tegen iets aan. “Can’t you knock before you open the door?!”, wordt aan de andere kant van de deur kwaad gebruld. Achter de deur zit een dakloze in een slaapzak. We zijn totaal verrast door de aanwezigheid en de uitspraak van de man. Zittend in zijn slaapzak met zijn spulletjes om hem heen heeft hij in ieder geval een droog en warm onderkomen. Ik mompel wat terug terwijl we doorlopen. Wat een raar moment was dat.
In de ochtend gaan we ontbijten bij The Buena Vista in Fishermens Wharf, tenminste nadat we een uur gewacht hebben omdat de zaak pas om 9.00 opent. Deze tent is bekend in SF. Dit trendy restaurant is beroemd om zijn Irish Coffee and Eggs Benedict. De Irish koffie drink je hier bij het ontbijt. Nee bedankt, graag een andere keer. Alcohol is voor ons te vroeg en de Eggs Benedict is veel te zwaar. Ik bestel een Jack Koeppler Omelet. Later kom ik er achter dat deze omelet vernoemd is naar de eigenaar van het restaurant in 1952. Eerlijk gezegd kan mij het gerecht niet helemaal bekoren. Gebakken aardappelen in de ochtend vind ik maar niks, maar dat is in de States heel normaal. Het restaurant is beroemd om de vele film die er (deels) zijn opgenomen. Daarna slenteren we weer wat op pier 45 waar schepen worden gerestaureerd, de straatjes en de winkeltjes.
Julia leidt ons door Lombard Street. Dit is een bijzonder stukje SF. Alle straten zijn er recht maar in dit klein straatje zitten acht haarspeldbochten. Het lijkt meer een bergpas. Het is een optocht van toeristen die stapvoets door de straat rijden. De weg is daarbij zeer steil en is nog geen 200 meter lang.
Het is tijd voor onze verrassing. Julia heeft een verrassing voor ons en dat is het beschilderen van een stuk aardewerk. Hoewel er hoofdzakelijk kinderen zijn, is het toch een leuke bezigheid. Marion beschildert een honingpot, Julia een bloemenvaasje en ik een schaaltje met de Amerikaanse vlag. Het aardewerk wordt per post opgestuurd. Ik ben benieuwd hoe het er uit gaat zien als het uit de oven komt.
Na het artistieke uitje gaan we in China Town Dim Sum eten. Ik had er nog nooit van gehoord en wist dus niet wat me wachten stond. Het blijkt een soort tapas te zijn, maar dan op zijn Chinees. Je bestelt een aantal hapjes, die op tafel worden gezet. Heerlijk en zeer gezellig.
Ene Michael (Kellybelly), een gamer, treffen we na het eten.
We slenteren wat door het Financial District langs het Transamerica Pyramid gebouw. Het gebouw is het hoogste gebouw van SF en meet een hoogte van 260 meter. Het heeft 48 verdiepingen. Het gebouw is dankzij zijn piramide vorm een van dé symbolen van Amerika geworden.
We gaan met zijn vieren naar een wijk waar veel hippies wonen. Eerlijk gezegd boeit het me niet zoveel. We rijden langs de White Ladies. Dit zijn mooi vormgegeven houten huisjes in diverse kleuren met erg veel sierlijke detailleringen. De huizen en de straten worden vaak gebruikt voor decors van films. Helaas hebben we er geen foto’s kunnen maken. Daarna rijden we door naar het Golden Gate Park, waar we eerst een ander koppel treffen, ook van de Tolkien Site. We bezoeken de Japanse tuin en nemen alle tijd en drinken in het theehuis een Japanse thee.
We rijden weer terug naar het hotel en zoeken in de omgeving een Mexicaans restaurant, waar we nog heerlijk een maaltijd nuttigen. Nou ja heerlijk, het smaakt me wel, maar Mexicaans is niet mijn favoriet. Ik blijf het maar vreemd vinden die ‘bonenpap’ met rijst. Eindelijk kan ik weer eens wat drinken bij het eten. Het is onze laatste avond met Julia en blijven nog lang na kletsen en drinken.
In totaal heb ik 40-50 mijl door het centrum van SF liggen crossen en dat is natuurlijk best veel in vier dagen. Ik kwam goed mee met het verkeer en het is hier echt niet zo eenvoudig rijden met als die steile heuvels, het drukke verkeer en de cable cars. Ik mag dan ook oprecht zeggen dat ik ervaring heb met wegen in SF.
Tja, aan alles komt een eind. In de ochtend nemen we met dikke knuffels en kussen afscheid van Julia. Marion en Julia hebben het er moeilijk mee. Het is geweldig dat ze elkaar hebben kunnen ontmoeten. Het zal niet de laatste keer zijn in ons leven dat we haar zien.
Vier dagen SF was fantastisch, maar helaas nog te kort. We zijn aan een aantal dingen niet toegekomen; Pier 39 hebben we maar half gezien, The Golden Gate Bridge hebben we niet gezien, Ik had graag in de Cable Cars een ritje gemaakt, van het Golden Gate Park had ik meer willen zien en niet te vergeten de Redwoods. Genoeg om weer een aantal dagen te verblijven. Helaas, we moeten terug!
We nemen de bekende Highway 1 naar het zuiden. Aan het nummer zou je kunnen afleiden dat dit de eerste Highway van de States was, maar of dat zo is heb ik niet kunnen achterhalen. Zodra we San Francisco en haar voorsteden uit zijn komen we weer in de natuur. Highway 1 is een bijzondere weg. De weg slingert heerlijk tussen San Francisco en Los Angeles langs de kust. Op een paar plekjes is deze historische weg (helaas) vervangen (lees verdrongen) door een saaie freeway. Het is een geweldige weg met fantastische panorama’s over de zee, het strand en de bergen. De weg is druk met toeristen en vaak rijden we als een treintje over de weg. Op veel plaatsen zijn uitkijkposten waar mensen stoppen om foto’s te nemen. We stoppen en lopen over het strand naar de zee. Even het water voelen van Pacific Ocean. Er zijn geen mensen op de stranden te bekennen behalve bij het stadje Carmel. Toch te koud?
We lunchen in Carmel, een geweldig leuk toeristisch plaatsje aan de kust waar volop vakantiehuisjes, winkeltjes en restaurants staan. Clint Eastwood was hier ooit nog burgemeester van 1986 tot 1988. Een overnachting in dit stadje is zeer de moeite waard. Vreemd genoeg is dit een van de weinige badplaatsen aan de lange kust tussen SF en LA. Waarom, vraag ik me af. De kust biedt zoveel moois. Waarom niet meer gezellige stadjes?
Na de lunch toeren we verder over de bochtige kustweg. Het blijft maar slingeren. Het is een lang stuk vandaag. We moeten dus doorrijden. Ons is verteld, dat de kans groot is dat we walvissen e.d. zullen zien langs de kust. Maar helaas, we zagen er geen één. We hebben ook niet eindeloos zitten turen naar de zee. Wat we wel zien zijn zeeolifanten op slechts tien meter afstand op het strand. Er liggen er wel 100 heerlijk te luieren. De jonkies liggen in een soort crèche bij elkaar. Af en toe zien we enkele mannetjes omhoog komen om elkaar te intimideren. En de rest vindt het wel prima. Met hun vinnen slaan ze af en wat zand over hun lichaam. Geweldig om te zien. Er staan wel honderden mensen te kijken, maar het interesseert ze niets. Mannetjes zeeolifanten kunnen wel drie tot zeven keer zo groot worden als de vrouwtjes. Ze kunnen een lengte van zes meter en een gewicht van 3000 kg bereiken.
We zien ook regelmatig pelikanen overvliegen. Alweer dieren die we niet eerder levend in de natuur zagen.
Het hotel is zoals gebruikelijk weer goed. In de verte hoor ik zeeleeuwen blaffen(!) De vuurtoren maakt regelmatig een geluid op een hoorn, maar dat horen we ’s-nachts niet. In de nacht is het zelfs muisstil en aarde donker. Er is geen airco op de kamer. Hier aan de kust is het vaak fris en zelfs koud. Wie had dat verwacht in California?
Via Booking.com boeken we de laatste hotels. Lekker makkelijk zo, een laptopje op vakantie. De meeste hotels zijn al vol langs de kust, het is hoogseizoen. We zijn er net op tijd bij. Omdat we maar een klein stukje hoeven te rijden doen we het rustig aan. De laatste dagen van de vakantie verlopen duidelijk anders. Alle dingen zijn van het lijstje zijn afgestreept en er staat niets meer op het programma. Het is nog een paar dagen wat uitdrijven voor de hectiek weer begint.
In de ochtend bezoeken we eerst de baai van Morro Bay. We ontdekken nu eigenlijk pas de stad. De baai is lekker gezellig met winkeltjes, een jachthaven, restaurants e.d. Ik mis alleen nog toeristen, het is erg rustig. Die blijken pas in de middag te komen. Het is nog fris en de mist is nog maar net weg. Eerst bezoeken we een souvenirwinkel waar ook zeeleeuwen in een basin zitten. De zeeleeuwen hebben maar weinig ruimte en bedelen continu om voedsel. Een zeeleeuw slaat daarbij met zijn voorvin op zijn zij wat een soort klap geluid maakt. Leuk om de dieren van zo dichtbij te zien, maar een beetje meer ruimte zou wat diervriendelijker zijn. Er zijn nog diverse aquaria met enorme vissen. De vissen ‘hangen’ er maar triest bij en zwemmen niet eens.
We rijden door naar Santa Maria. Onderweg zien we een begrafenis op een kerkhof. Eens te meer wordt bevestigd hoe lui Amerikanen zijn. Ze parkeren de auto’s op het kerkhof. Je ziet het ook altijd bij films, waarbij de mensen in zwart gekleed zijn met zonnebrillen. Nu in het echt, zie je pas hoe vreemd het is, als er een rij met auto’s op het hoofdpad van het kerkhof staat. Dat zou bij ons onmogelijk (ongepast) zijn. Toch?
In de stad Santa Maria zien we een bord met de tekst ‘Wiener Schnitzel’. Hà lekker, een restaurant voor de lunch. Eenmaal voor de deur staand blijkt het een snackbar te zijn, waar niet eens schnitzels te koopt zijn, alleen maar vette hap. Nou zeg, da’s stom. We zien wel een stel dikke Amerikanen. Wat hebben (veel) Amerikanen een slechte eetgewoonte.
We zijn te vroeg bij het hotel in Santa Maria, maar kunnen gelukkig wachten bij het zwembad. Op luie ligstoelen liggen we letterlijk een paar uur in de zon te bakken voor we de kamer op de 1e verdieping op kunnen. Vanuit het balkon van onze kamer kijken we precies over het zwembad. Nu zit ik op het balkon mijn reisverslag bij te werken. De zon schijnt. Jonge meiden spartelen in het zwembad. Wat een rot leven!
Een rustige dag vandaag, niets op het programma. We slapen wat uit en eten het restje van gisteravond als ontbijt. Er zijn wat goede films op TV, die we vanuit bed bekijken. In de middag wandelen we door Santa Maria. De stad is zoals de meeste andere steden en dorpjes. Alle wegen zijn recht. De straten zijn saai. De wegen zijn enorm breed. Er rijden massa’s auto’s. Je zal toch eens te voet gaan! Echt iedereen doet hier alles met de auto. Voetgangers zie je zelden, terwijl het klimaat hier toch ideaal is om te wandelen. Het is zelfs zo erg dat je maar weinig honden ziet. Ja, want honden moet je uitlaten en dan moet je wandelen! We hebben er wel een paar gezien bij de hotels onderweg, maar dan liepen de mensen 20 meter met hun hond en weer hup naar binnen. Fietsers zie je al net zo weinig als voetgangers.
Op straat rijdt een chique slee uit de jaren 50. 5,5 meter historische pooierbak met vleugels op de achter koffer. Raampjes open en de linkerarm uit het raam. De smartlapmuziek in de auto staat snoeihard. Als we bij het stoplicht staan te kijken laat de zwarte bestuurder zijn auto heen en weer springen met zijn pneumatische vering net als in de film. De man geniet duidelijk van zijn auto en rijdt statig verder terwijl hij ons begroet. Geweldig, we hebben even het gevoel dat we op Cuba zijn.
We drinken een biertje in een café. Wel binnen hoor, want buiten mag niet in de States. Het café ziet er saai uit. Amerika is duidelijk geen café-land. Dat kan ook niet, want iedereen gaat met de auto en dan kun je niet drinken. Toch? Op alle drankkaarten staan ‘light-versies’ van bier. Ik ben er nog niet achter of lightbier minder alcohol heeft of minder suiker. Ik wil het niet proberen.
In de supermarkt doen we boodschappen. Aan de kassa krijgen we zomaar vier dollar korting. Het blikje bier dat ik koop heeft een inhoud van 0,75 liter. Nou zeg, nu moet ik de hele middag op het balkon zitten om het op te drinken.
Santa Barbara is eindelijk een stad met uitstraling en karakter. Het is zondag en het is druk. Dit weekend is het feest in Santa Barbara. Onderweg zien we wel 1000 fietsers in de stad. Ze bestaan dus toch! In het centrum van de stad is het een aaneenschakeling van winkeltjes en restaurantjes. Eindelijk een gezellige stad met sfeer. Na de lunch wandelen we door naar de kust. We komen recht op de pier uit. Deze pier is wel 400 meter lang. Tot mijn verbazing rijden er auto’s over de pier. Halverwege is een heuse parkeerplaats. Nou zeg, hoe lui kun je zijn, als je zelfs te lui bent om hier naar toe te wandelen? Nee, gewoon met de auto en wel zover mogelijk. Vreselijk.
Het strand is hier echt geweldig mooi. Er staan wel honderden palmbomen op het strand. We lopen wat langs de beachkraampjes en drinken wat bij een restaurant op het terras. Dit is (pas) ons tweede terrasje in vier weken. Het is nog steeds fris hier aan de kust. In de zon gaat prima, maar daar buiten niet.
Santa Barbara is een bekende kustplaats. Vaak duikt de naam op in films e.d. Welke bekende acteur is hier niet geweest? Mensen verblijven hier graag.
In de ochtend slapen we uit. We hoeven pas om twee uur in LA te zijn. De vakantie zit er bijna op. Nog een klein stukje rijden en de cirkel is rond. Naar mate we dichter bij LA komen worden de snelwegen weer drukker, breder en sneller. Life in the fast lane. Ik voel me er niet op mijn gemak, maar de GPS brengt ons met weinig stress naar het hotel dat redelijk dicht bij de snelweg ligt. Het hotel ligt precies tussen het vliegveld de grote autoverhuurbedrijven (Avis, National, Alamo, Herz). In deze omgeving staan wel duizenden auto’s opgesteld voor verhuur. In LA lunchen we eerst bij de Burger King dat dichtbij het hotel ligt. Na het inchecken brengen we eerst de auto terug naar Alamo. Nadat we de auto geparkeerd hebben staan we binnen een minuut weer buiten. Zo, dat ging wel als een gesmeerde machine. In totaal hebben we 4000 mijl / 6400 kilometer gereden. Het klinkt veel, maar het was een makkie.
Het wachten is begonnen. Precies boven ons hotel vliegt om de twee minuten een vliegtuig over op een hoogte van ca. 40 meter.
In de avond eten we heerlijk bij de Griek achter het hotel. We hebben nogal gevarieerd gegeten tijdens onze vakantie: Grieks, Italiaans, Amerikaans, Thai’s, Chinees, Japans en Spaans. Het Amerikaans eten was wat mij betreft daarbij nog het slechtst. Nou hadden we misschien niet de chiqueste restaurants, maar het is hier heel normaal dat er hamburgers op het menu staan.
Om 7:00 uur komen de eerste vliegtuigen met tussen pozen van twee minuten over het hotel. Dat valt dus mee. Dat had de hele nacht kunnen zijn.
Het wordt een dag van wachten. Ik heb alle tijd om alles nog eens de revue te laten passeren. Alles is perfect verlopen. Alles is verlopen zoals gepland: de auto, de hotels, de parken, de afstanden en niet in de laatste plaats het samen optrekken gedurende de vier weken. We zijn niet ziek geworden, hebben geen ruzie of onenigheid gehad. Wat een droomreis. Nu nog een goede vlucht.
Er is één ding dat mis ging en dat is dat mijn creditcard de voorlaatste dag geblokkeerd werd, omdat er een verdachte transactie heeft plaats gevonden. Omdat we het laatste cashgeld aan het nuttigen waren, had ik de creditcard niet meer nodig.
De vlucht naar Londen verloopt spoedig, omdat ik deels slaap. We gaan met de taxi van Heathrow naar Gatwick. Op Gatwick dreigt het alsnog even bijna mis te gaan als we bijna (letterlijk) zitten te slapen. We kijken op de verkeerde regel van het infobord. Als we nog eens kijken zien we dat de gate gesloten is, terwijl we al twee uur zitten te wachten. We schrikken ons rot en rennen door de terminal naar de gate en we halen het net… Achter ons gaat de gate dicht, stappen als laatste in het vliegtuig en tien minuten later stijgen we op…. Phoe, eind goed al goed…